1 Samuel 15:25

Saul vraagt om vergeving

Saul erkent dat de opdracht van Samuel een bevel van de HEERE was. Hij erkent dat hij heeft gezondigd, maar het gaat niet gepaard met een droefheid naar God. Zo’n belijdenis zien we ook bij de farao en bij Judas, die beiden hebben gezegd “ik heb gezondigd” (Ex 10:16; Mt 27:4), maar zonder dat bij hen sprake is van berouw over de zonde.

Saul neemt de schuld niet volledig op zich. Nog steeds schuift hij de schuld op het volk, uit angst voor de gevolgen van zijn daden. Hij is bang voor het volk en heeft naar hun stem in plaats van naar Gods stem geluisterd. Hij vreest het volk in plaats van God. Zo iemand is ongeschikt om te regeren. “Mensenvrees legt [iemand] een valstrik” (Sp 29:25).

Saul heeft geen eigen relatie met God. Hij ziet aan wat voor ogen is en zoekt steun bij Samuel. Als Samuel nu maar zijn zonde vergeeft en met hem wil terugkeren, dan zal hij het weer met God in orde maken.

Copyright information for DutKingComments