1 Samuel 16:13

David gezalfd

Als alle zonen aan het oog van Samuel voorbij zijn getrokken, moet hij zeggen dat de HEERE geen van hen heeft uitgekozen. Dan vraagt hij aan Isaï of deze wel al zijn zonen heeft laten zien. Isaï antwoordt dat er nog een zoon is, de jongste. Hij heeft niet aan hem gedacht. Ook niemand van de zeven broers heeft aan hem gedacht. Ze zijn hem allemaal vergeten. Isaï noemt niet eens de naam van zijn zoon, David, maar spreekt over hem als “de jongste”. Het is duidelijk dat David niet de keus van mensen is. Zo is men ook aan de Heer Jezus voorbijgegaan, men vergat Hem, lette niet op Hem. “Ook Zijn broers geloofden niet in Hem” (Jh 7:5).

Isaï zegt wel wat David op dat moment aan het doen is: “Zie, hij weidt de schapen.” Hij verzorgt in trouw de enkele schapen van zijn vader. Samuel geeft opdracht David te halen. De wijze waarop de eerste ontmoeting van Samuel met David tot stand komt, is heel anders dan de eerste ontmoeting van Samuel met Saul. David is bij de schapen, terwijl Saul op zoek was naar verloren ezelinnen die hij nog niet vond ook. David wordt letterlijk van achter de schapen genomen om koning te worden (Ps 78:70).

Isaï gehoorzaamt en laat David halen. Dat moet ook wel, want zonder David zal er geen maaltijd zijn. Hij is de hoofdpersoon. Als hij binnenkomt, komt hij als het ware uit het niets. Zijn naam wordt niet eens genoemd. Wel wordt zijn schoonheid beschreven. De schoonheid van David is anders dan die van Saul. Hij lijkt op de Heer Jezus (Hl 5:10a). Hij is rossig, roodachtig, iets wat in Israël bijzonder is. Ook heeft hij mooie ogen en een mooi voorkomen. Daarin komen zijn morele kenmerken tot uitdrukking. Zijn ogen wijzen op zijn inzicht dat door zijn omgang met God gevormd is. Zijn voorkomen ziet op zijn gedrag, zijn handelen, waarin hij zich ook door God laat leiden. Hem moet Samuel zalven.

David wordt te midden van zijn broers gezalfd. Saul wordt gezalfd als hij alleen is. David wordt hierna nog twee keer gezalfd: over het huis van Juda, zijn stam (2Sm 2:4), en over Israël (2Sm 5:3). Hier neemt hij, zoals de Heer Jezus bij Zijn doop gezalfd wordt, zijn plaats in te midden van het overblijfsel. In Psalm 89 zien we de verbinding tussen uitverkiezing en zalving in bewoordingen die in hun volheid op de Heer Jezus van toepassing zijn (Ps 89:20-21; vgl. Js 61:1; Lk 4:18-21; Ps 45:7-8; Hb 1:8-9)

Ook wij zijn gezalfd met de Heilige Geest (2Ko 1:21; 1Jh 2:20; 27). Wij hebben op grond van geloof niet alleen de Heilige Geest in ons ontvangen, maar er is ook sprake van de Heilige Geest Die op ons is. Dat is met name het geval als het gaat om het verrichten van een dienst voor God. Er is een direct verband tussen zalving en dienst. In dit verband spreekt de Heer Jezus over het worden “bekleed met kracht uit [de] hoogte” (Lk 24:49).

Bij de zalving van Saul heeft Samuel enkele woorden gesproken (1Sm 10:1). Bij de zalving van David zegt hij niets, althans niet iets wat is opgetekend. Dat wil niet zeggen dat David de betekenis van zijn zalving niet heeft geweten. De nadruk ligt op het feit van de zalving.

De ware koning is nu gezalfd. Maar het behaagt God dat de wijze van het bestijgen van de troon net zo speciaal zal zijn als zijn uitverkiezing tot koning. Wie heeft ooit zo’n weg afgelegd naar de troon na gezalfd te zijn, behalve de Heer Jezus, van Wie David in zoveel opzichten een voorbeeld is? David wordt geschikt gemaakt voor de regering, terwijl tegelijk de mensen openbaar worden in hun slechtheid. God gebruikt die slechtheid om Zijn uitverkoren vat voor te bereiden op de troon. Hij leert David erdoor alleen op Hem te vertrouwen. David is hier waarschijnlijk rond de twintig jaar oud. Hij is dertig als Saul sterft. Hij heeft ongeveer tien jaar van Saul te lijden gehad.

Als Samuel David heeft gezalfd, gaat hij terug naar Rama. Hierna lezen we nog slechts twee keer van hem (1Sm 19:18; 1Sm 25:1). Hij trekt zich terug naar Rama om daar als het ware in vrede te sterven. Zijn ogen hebben om zo te zeggen in David de behoudenis gezien (vgl. Lk 2:27b-30), in wie de scepter in de stam van Juda is gekomen (Gn 49:10).

Copyright information for DutKingComments