1 Samuel 17:46

De geloofsbelijdenis van David

David is niet onder de indruk van de brallende taal van de reus. Hij gaat op hem af omdat deze Filistijn de levende God heeft gehoond. In volle zekerheid van het geloof, dat wil zeggen in volledig vertrouwen op God, gaat David op Goliath af. Hij somt op wat de reus allemaal aan machtige wapens heeft. Daar is hij niet blind voor, maar hij staart zich er niet blind op, want hij weet in Wiens Naam hij de reus tegemoet treedt. Tegen de HEERE zijn de wapens van Goliath volkomen onbeduidend. Wat Goliath van zijn wapens verwacht, verwacht David van de onuitsprekelijk heerlijke Naam van de HEERE.

In de krachtigste taal van het geloof stelt David de beschuldiging van het honen van de HEERE door Goliath. Dat is de grond van zijn veroordeling en David zal het vonnis voltrekken. De HEERE zal hem in de hand van David overleveren, zodat David het hoofd van de vijand zal wegnemen. Dat betekent de volkomen afrekening met de vijand, zodat elke kracht verdwenen en onherstelbaar verloren is. En niet alleen Goliath zal een lijk worden, hetzelfde zal gebeuren met allen die zich aan zijn kant hebben geschaard. Ze zullen allemaal als voedsel aan het gedierte worden gegeven. Een waardige begrafenis zal er niet bij zijn.

Het geloof heeft geen moeilijkheden en ziet helder in het uur van het gevaar in overeenstemming met God. Het ziet vanaf het begin het einde. Er is geloof, een geloof dat kracht geeft en dat zichzelf vergeet. David is een jongeman, maar een groter veteraan op het pad en in de strijd van het geloof dan iemand anders in het leger van Israël.

“Heel de aarde zal weten dat Israël een God heeft” en niet dat zo’n geweldige kerel als David een grote overwinning heeft behaald. Dit gaat verder dan persoonlijk geloof, hoewel dat eerst aanwezig moet zijn. Hij weet dat de strijd die hij strijdt, de strijd van God is. Hij strijdt ook niet voor zichzelf, maar voor het volk. Daarom zegt hij dat God Goliath in “onze” macht geeft.

Eenmaal zal de wereld het zien en weten dat er een God is Die alles in handen heeft. Dit is een woord voor “deze hele gemeente”, voor allen die getuigen zijn van de strijd. Het bewijs wordt geleverd dat God niet verlost door zwaard of door speer, maar door zwakheid die op Hem rekent. Daardoor kan alleen aan Hem de volle overwinning worden toegeschreven. Het zijn lessen van vertrouwen op God en van wantrouwen van onszelf (1Sm 14:6; Ex 14:13-18; Ri 7:2; 4; Ri 7:7; Ps 44:6-8).

Copyright information for DutKingComments