1 Samuel 19:5

Jonathan pleit voor David

We zien in Saul en Jonathan een grote tegenstelling tussen twee mensen in hun houding tegenover David. Dit spreekt van de verhouding waarin elk mens tot Christus staat. Het is vóór of tegen Hem. De verhouding tot Christus is allesbepalend voor het heden en de toekomst. De scheiding die dat teweegbrengt, loopt door families (Lk 12:51-53).

Saul spreekt er voor de eerste keer openlijk over om David te doden (1Sm 19:1). Het is nu niet meer tijdens een woedeaanval, maar weloverwogen. Hij doet dat met Jonathan en met al zijn dienaren. In dit gezelschap heeft David slechts één vriend: Jonathan. De dienaren lijken de zwijgende meerderheid te symboliseren. Ze zijn niet vóór David en ook niet tegen hem. Zij hebben geen eigen mening maar gaan mee met de partij die hun de meeste voordelen biedt. Er is bij hen een zekere waardering voor David, waarvan Saul ook op de hoogte is (1Sm 18:5; 22), maar ze spreken zich niet openlijk voor hem uit, zoals Jonathan.

Jonathan is David “zeer genegen”. Dat lijkt Saul vergeten te zijn. Hij zal menen dat Jonathan net zo bang voor zijn positie is als hijzelf en er daarom ook alle baat bij zal hebben om David te doden. Maar Jonathan deelt David het voornemen van zijn vader mee en maant hem tot voorzichtigheid. Verder deelt hij hem mee dat hij hem zal laten weten wat zijn vader werkelijk van plan is. Hij spoort David niet aan om te vluchten, maar zoekt een gelegenheid om hem weer bij zijn vader aan het hof te laten komen. Ondanks alle moeilijkheden is dat toch Davids plaats.

In wat Jonathan in de 1Sm 19:4-5 van David zegt, kunnen we bijna de christen horen spreken over een medegelovige en over Christus. Het is goed om een vriend te zijn die goed van een vriend spreekt. Bovenal is het goed om goed van de Heer Jezus te spreken voor de oren van de wereld.

Het eerste wat Jonathan zegt, is dat Saul zich als koning niet moet laten verleiden tot zondigen tegen David. Hij mag David alleen doden als er zonde in hem wordt gevonden. Maar, zo getuigt Jonathan, David heeft niet tegen de koning gezondigd. Integendeel, hij heeft juist gedaan wat “heel goed” voor hem is. Jonathan herinnert zijn vader aan de overwinning van David op Goliath, waarbij hij zijn leven in de waagschaal heeft gesteld (vgl. Ri 12:3). Die overwinning heeft de HEERE gegeven en is heel Israël ten goede gekomen. Saul heeft het zelf gezien en zich daarover verheugd.

Het getuigenis van Jonathan voor Saul maakt duidelijk hoezeer David een dienaar van de HEERE is en niet slechts van Saul. David wordt zonder oorzaak gehaat, zoals dat bij de Heer Jezus het geval was en is. De natuurlijke mens kan de Heer Jezus soms bewonderen voor Zijn daden. Maar als hij niet voor Hem kiest, haat hij Hem in feite en ook allen die met Hem in verbinding staan.

Jonathan besluit zijn pleidooi met een beroep op het gezonde verstand van Saul. Er is geen enkele reden David te doden, hij is onschuldig. Daarom moet Saul ervan afzien om David te doden, want anders zal hij onschuldig bloed vergieten.

Het hart van Saul wordt week en hij neemt David weer in dienst, net als vroeger. Het kenmerkt David dat hij weer terugkeert naar het hof van Saul. Dit kan alleen iemand die met en voor de HEERE leeft en niet voor het oog van de mensen. Er is bij hem geen wrok of wraakzucht. Ondanks alle onrecht dat hem is aangedaan en de blijvende dreiging van de dood, keert David terug tot het vervullen van zijn nederige dienst bij een nukkige vorst.

Telkens vinden we bij Saul zulke momenten van het week worden van zijn hart (1Sm 24:17; 1Sm 26:21). Telkens ook blijkt het slechts een voorbijgaande aandoening te zijn en niet de overtuiging van zijn hart. Zijn jaloersheid op David blijft en daarmee zijn haat en zijn pogingen om hem te doden. David blijft voor hem de concurrent van zijn troon, waarvan hij geen afstand wil doen.

David ontkomt alleen al in dit hoofdstuk vier keer aan de moordzucht van Saul. Eerst door de tussenkomst van Jonathan. De volgende keer door zijn eigen snelheid om de speer te ontwijken die Saul op hem werpt (1Sm 19:10). De derde keer door de hulp van Michal (1Sm 19:12) en de vierde keer door de bescherming van Samuel (1Sm 19:23).

Copyright information for DutKingComments