1 Samuel 2:13-14

Samuel en de zonen van Eli

Samuel wordt steeds “jongen” genoemd. Dat geeft de tegenstelling aan tot de volwassenen om hem heen. Het geeft ook aan dat God iets nieuws begint met wat in de wereld niet geacht wordt. Hij verbergt Zijn plannen “voor wijzen en verstandigen” en openbaart “ze aan kleine kinderen” (Mt 11:25).

De Geest toont de ontwikkeling van het kind Samuel tot een volwassen man en dienaar in een godsdienstige en tegelijk goddeloze omgeving. Dat kan alleen Gods werk zijn. Samuel wordt in het verborgene gevormd. Hij dient niet Eli voor het aangezicht van de HEERE, maar hij dient de HEERE onder toezicht van Eli. Mogelijk is hij in zijn heel jonge jaren zelfs ook nog afhankelijk van de zorg van de vrouwen bij wie de zonen van Eli slapen.

De zonen van Eli zijn “verdorven mannen” of “kinderen Belials” (Statenvertaling), dat wil zeggen dat ze niets met Christus gemeen hebben (2Ko 6:15a). In deze twee priesters zien we hoe uiterlijke tegenwoordigheid bij God, zonder Hem te kennen, de ergste afwijking van Hem tot gevolg heeft. Een heiligheid die alleen uiterlijk is, is de ergste onheiligheid. De zonen van Eli handelen alsof er geen God is. Hun handelwijze heeft tot gevolg dat het volk het offer gering gaat achten en zich niets meer van Gods voorschriften aantrekt.

God heeft er in de wet in voorzien dat de priesters hun deel krijgen van het dank- of vredeoffer (Lv 7:34). Daarmee zijn de zonen van Eli echter niet tevreden. Zij hebben daar lak aan. Ze nemen niet alleen veel meer dan waarop ze recht hebben, ze nemen het zelfs ook voordat God Zijn deel heeft gekregen. Het is machtsvertoon, een uiting van ongerechtigheid en een aanmatiging van de grofste soort.

Vandaag zien we dat gebeuren als de kerk van de mensen van Gods volk afneemt waar God recht op heeft. We zien het in kerkleiders die zichzelf verrijken ten koste van het kerkvolk. In zo’n situatie zijn mensen nodig die God weer Zijn deel geven als eerste Rechthebbende. Nemen wij het beste voor onszelf en moet God genoegen nemen met de restjes?

Iemand van het volk die komt offeren, kent de wet en spreekt deze verdorven priesters daarop aan. Hij wijst erop dat eerst het vet moet worden geofferd (Lv 3:3-5; 16). De knecht van de priester heeft daar geen boodschap aan. Hij heeft zijn opdracht van de priester gekregen en daar houdt hij zich nauwgezet aan. Dat levert hem ook het meeste voordeel op. Hij dreigt zelfs met geweld als de offeraar niet geeft wat de priester eist.

Dit optreden geeft een beeld van de dienst aan God die als een erg grote zonde wordt aangemerkt. De vertegenwoordigers van God stellen Hem voor als een gewelddadige, inhalige God. Het resultaat is dat de mensen het met het offer ook niet meer zo nauw nemen. Wij kunnen hier de les leren dat een verkeerde voorstelling van Wie God is, zal voeren tot het verwerpen van de Heer Jezus en Zijn werk.

Copyright information for DutKingComments