1 Samuel 2:6

De almacht van de HEERE

In deze verzen gaat alles over de HEERE, over wat Hij doet. Hanna kijkt over de dood en het graf heen en wijst op het leven en de opstanding. Dit is bijzonder in het Oude Testament (Dt 32:39a). Alle zegen van de HEERE is gebaseerd op de dood en de opstanding van Christus. Allen die weten dat zij van zichzelf dood zijn, krijgen leven in Hem. Zij mogen weten dat ze met Hem gestorven en opgestaan zijn. In de opstanding worden alle beloften van God vervuld. Dat heeft ook Abraham geleerd en geloofd: “Hij heeft overwogen, dat God machtig was hem [d.i. Izak] zelfs uit [de] doden op te wekken” (Hb 11:18b).

De HEERE heeft rijken en armen gemaakt, opdat mensen van elkaar afhankelijk zullen zijn (Sp 22:2). Dit geldt ook in geestelijk opzicht. Zij die rijk zijn, dat wil zeggen die hun geestelijke rijkdommen kennen, hebben dat aan God te danken. Zij die arm zijn, zien op tot God. Dit onderscheid uit de hand van God te aanvaarden maakt dankbaar en tevreden (vgl. Jk 1:9-10). Dat bewaart de rijke voor hoogmoed en de arme voor ontmoediging. Rijken en armen hebben elkaar nodig. Het onderscheid in de positie die we innemen, is ook door God aangebracht.

In het vrederijk zal God de grote eindresultaten van Zijn handelen laten zien. Zij die nu gering en arm zijn, zullen dan een ereplaats krijgen. Voorbeelden daarvan zien we in Jozef die van slaaf en gevangene een regeerder wordt (Gn 41:14; 38-44) en in Lazarus die op aarde een bedelaar is, maar in de hemel een plaats krijgt in de schoot van Abraham (Lk 16:20-22).

Hanna bezingt Hem als de Almachtige. Dat zien we in de wijze waarop de HEERE de aarde heeft gegrondvest. De grondvesten of zuilen waarop Hij de aarde heeft gesteld, is Zijn Woord, want Hij draagt het heelal “door het woord van Zijn kracht” (Hb 1:3a). De aarde rust op grondvesten die de aarde dragen door de kracht die Hij eraan verleent. Als de grondvesten van de aarde van Hem zijn, heeft de rechtvaardige niets te vrezen.

Met de almacht die in de bewaring van Zijn schepping openbaar wordt, bewaart de HEERE ook de voet van Zijn gunstgenoten. Hoe zou de macht van de mens het ooit kunnen opnemen tegen de almacht van die grote God? Hij bewaart de voeten van Zijn gunstgenoten op weg naar het erfdeel dat Hij hun heeft beloofd, zodat ze niet struikelen en vallen (Ps 116:8; Ps 121:3). Hij bewaart het erfdeel voor Zijn gunstgenoten en bewaart Zijn gunstgenoten voor het erfdeel (1Pt 1:4-5). Maar van de goddelozen, die de rechtvaardige verdrukken en vervolgen, zal God het licht van Zijn genade wegnemen, zodat zij in duisternis omkomen. De kracht van de goddeloze vermag niets tegen de almacht van God.

Copyright information for DutKingComments