1 Samuel 24:16

Nederlandse verzen (17-23)

Saul spreekt tot David

Als David is uitgesproken, horen we de reactie van Saul. Het hart van Saul is werkelijk geroerd. Hij noemt David “mijn zoon”, maar verder heeft het geen uitwerking. Er is geen bekering tot God. Saul huilt, maar er is geen berouw. Het is slechts een gemoedsaandoening, een emotie zonder diepgang.

Saul erkent wat David heeft gezegd. Hij noemt David rechtvaardiger dan zichzelf en wenst hem daarvoor de beloning van de HEERE. Hij erkent het goede dat David hem heeft gedaan en dat hij zijn leven aan David te danken heeft. Hij geeft toe dat David koning zal worden, iets wat hij al langer weet, want zo is het door Jonathan uitgesproken (1Sm 23:17). Het is echter een gedwongen erkenning die tot een nog grotere haat voert.

Saul vraagt als een gunst van David dat hij zijn nageslacht niet zal uitroeien. David zweert dat hij dat niet zal doen. Hij kent Saul echter goed genoeg om niet samen met hem naar de stad te gaan. De wegen van David en Saul gaan gescheiden verder.

Geloof is niet naïef. Zo kunnen we dankbaar zijn als de vervolging staakt, maar we kunnen de vijand niet naar zijn huis volgen en in dezelfde rust van de wereld ons gaan thuis voelen. De wereld verandert er niet door voor wat betreft hun haat die zij voor de kinderen van God heeft. Een dergelijk meegaan zal de gelovige wel veranderen, maar dan in negatieve zin.

Copyright information for DutKingComments