1 Samuel 26:1

Inleiding

In dit hoofdstuk zien we David opnieuw op een geestelijk hoogtepunt, terwijl hij in het volgende hoofdstuk weer faalt. Dat hebben we ook gezien in 1 Samuel 24-25. Het leert ons dat we voortdurend in alle dingen van genade afhankelijk zijn.

Saul jaagt David na

De Zifieten hebben we eerder ook gezien als verraders van David (1Sm 23:19). Nu verraden ze opnieuw aan Saul waar David is. Hun mededeling is voor Saul aanleiding zijn jacht op David voort te zetten. Hoewel Saul weet dat de HEERE met David is, is hij onvermoeibaar in zijn pogingen om David uit te schakelen. Saul wil het koningschap niet uit handen geven om het te geven in de hand van de man die God heeft uitgekozen in zijn plaats.

Het is de houding van ieder mens die niet buigt voor het gezag van de nu nog steeds verworpen Christus, terwijl God Hem al “zowel tot Heer als tot Christus heeft gemaakt” (Hd 2:36). Christus betekent ‘Gezalfde’. Hij is Gods gezalfde Koning. In de houding van Saul zien we hoe het vlees is. Het geeft zich nooit gewonnen, het buigt nooit voor God. Altijd zullen we oplettend moeten zijn dat het zich niet in ons leven laat gelden.

Copyright information for DutKingComments