1 Samuel 26:19

David richt het woord tot Saul

Terwijl David met Abner spreekt, wordt Saul wakker. Hij hoort het gesprek tussen David en Abner en herkent de stem van David. Daarop richt David het woord tot Saul, zoals hij dat ook in 1 Samuel 24 heeft gedaan (1Sm 24:9-16). Toch is het niet op dezelfde manier. David spreekt hier scherper, er klinkt meer verontwaardiging in door, maar zonder Saul te beledigen. Hij stelt Saul enkele vragen, waaruit voor Saul moet blijken dat hij helemaal verkeerd bezig is. Kan Saul ook maar één reden opnoemen die zijn achtervolging van David kan rechtvaardigen? Is er iets kwaads in David aan te wijzen?

David ziet slechts twee mogelijkheden waardoor Saul hem zo najaagt. Het kan zijn dat de HEERE het doet. Als dat zo is, is een graanoffer zijn enige bescherming tegen de toorn van de HEERE. In beeld spreekt het ervan dat alleen een beroep op de volkomenheid van de Heer Jezus in Zijn aan God toegewijde leven, hem van de toorn van God kan bevrijden. Hoewel er geen aanwijsbaar kwaad bij David is, weet David van zichzelf dat hij niet zonder zonde is. Alleen de Heer Jezus is zonder zonde. Het is ook mogelijk dat David bedoelt dat de HEERE boos op Saul is en hem tot dit verkeerde handelen aanzet en dat David tegen Saul zegt hoe hij de HEERE welgevallig kan worden.

Als het daarentegen mensen zijn, dan halen zij de vloek van de HEERE over zich, want dan zijn zij de schuld ervan dat hij zijn erfdeel heeft moeten verlaten dat de HEERE hem gegeven heeft. Zonder Saul daar direct van te beschuldigen is David door Saul gedwongen zijn erfdeel te verlaten. De mensen die hem bij Saul belasteren, jagen hem weg uit Gods land en zeggen daarmee in feite dat hij maar andere goden, afgoden, moet gaan dienen. David weet dat de HEERE met hem is, maar hij is niet ongevoelig voor alles wat hij moet missen.

Als mensen ons belasteren, kan dat ons zover brengen dat wij niet meer toekomen aan het genieten van de dingen van de Heer. Het gevaar is zelfs aanwezig dat wij onze toevlucht nemen tot methoden die uit het vlees voortkomen. We zien dat in het volgende hoofdstuk zelfs letterlijk bij David gebeuren. Zijn verblijf buiten de plaats van zegen brengt hem op het terrein en onder de macht van demonen.

David weet dat Saul op zijn bloed uit is. Hoewel Saul hem niet in handen heeft, vraagt hij Saul zijn bloed toch niet ver weg van het aangezicht van de HEERE op de aarde te laten vallen. David schrijft aan Saul de daad toe die deze van plan is te doen. Hiermee stelt hij het plan van Saul op hetzelfde niveau als de uitvoering ervan.

Copyright information for DutKingComments