1 Samuel 27:1-3

Naar het land van de Filistijnen

In dit hoofdstuk doet David wat hij in het vorige hoofdstuk heeft genoemd als een doel van de mensen die hem opjagen: hij neemt zijn toevlucht tot “andere goden” (1Sm 26:19b). In 1Sm 27:1 staat zijn motivering. Er is geen overleg met de HEERE, maar overleg met zichzelf. Hij zegt “in zijn hart” dat hij ter wille van zijn veiligheid zijn toevlucht zal moeten nemen tot de Filistijnen, want daar zal Saul zeker niet op hem jagen.

De overleggingen van het menselijk hart brengen tot een verkeerde weg. Hij heeft zich altijd uit de hand van Saul weten te houden, maar dat ‘geluk’ houdt een keer op. Zo wordt geredeneerd als God niet meer voor de aandacht staat, maar de mens. Wie kent dat niet? Ook Abraham en Elia hebben zo geredeneerd en zijn een eigen weg gegaan. Het ongeloof ziet op de actuele omstandigheden vol gevaar, terwijl er niet wordt gedacht aan Gods uitreddingen in het verleden. We komen daartoe als we denken dat we een constante druk niet langer kunnen verdragen en op het punt staan te bezwijken.

David voegt de daad bij het woord en gaat naar Achis. Het is de tweede keer dat hij daarheen vlucht. De eerste keer is hij er maar kort geweest, want als hij zich ontdekt voelt, wordt hij ook daar bang. Hij is zich als een waanzinnige gaan gedragen en door Achis weggestuurd (1Sm 21:10-15). Nu gaat hij weer daarheen. Het zal in de loop van de tijd voor Achis duidelijk zijn geworden dat David de aartsvijand van Saul is. Hij laat David bij zich wonen.

Als Saul hoort dat David naar Gath is gevlucht en daar een onderkomen heeft gekregen, laat hij David met rust. Het lijkt erop dat Davids plan slaagt. De problemen zijn voorbij. Dit is echter slechts schijn. Hij raakt steeds vaster verstrikt in de netten van Achis. David moet deze ervaring opdoen, opdat hij leert dat zijn koninkrijk op genade gebaseerd zal zijn.

Copyright information for DutKingComments