1 Samuel 4:4

De ark wordt in het kamp gehaald

Als het volk in het kamp teruggekomen is, vragen de oudsten zich af waarom de HEERE hen de nederlaag heeft laten lijden. De vraag is een vrome uiting, maar zonder enige werking van het geweten. Ze wachten ook niet op antwoord, maar geven zelf het antwoord. Daarom is dit antwoord niet van de HEERE, maar komt het vanuit hun eigen hart. Ze aanvaarden dat de nederlaag van de HEERE is, mogelijk omdat ze beseffen dat Hij niet met hen mee is gegaan. Een terechte conclusie, maar gevolgd door een verkeerde reactie.

De uitwerking van de nederlaag had algemene verootmoediging moeten zijn (vgl. Jz 7:6-8). Dan zouden ze geweten hebben dat het door hun zonde is, hun ontrouw tegenover de HEERE. Ze nemen echter hun toevlucht tot een dwaze daad. Ze willen de HEERE nu dan maar dwingen met hen mee te gaan. Ze willen de ark meenemen, opdat die hen zal verlossen.

De leiders hebben enige kennis. Een beetje kennis is echter levensgevaarlijk als je je verbeeldt dat je alles wel weet. Ze herinneren zich dat de ark eens bij hen was en hun toen de overwinning heeft gegeven. Dat was toen ze bij Jericho waren en de muren vielen (Jz 6:3-20). Alleen vergeten ze dat de muren van Jericho “door geloof” gevallen zijn (Hb 11:30). Hier ontbreekt het geloof. Hier wordt gehandeld uit bijgeloof dat de ark als mascotte wil gebruiken. God heeft geen enkel bevel daartoe gegeven. Wat ze willen, grenst aan toverij.

Hetzelfde gebeurt in de christenheid met inzettingen als doop en avondmaal. Aan deze symbolen wordt, als ze los van het geloof worden gebruikt, in het loutere gebruik ervan een magische uitwerking toegekend. Zodra uiterlijke gebruiken los komen te staan van een levende verbinding met God en Christus, worden ze afgoderij. Op die manier wordt het kruis een teken van overwinning, terwijl het smaad betekent.

Ook bidden en bijbellezen kunnen levenloze gewoonten worden, evenals het bezoeken van een christelijke samenkomst. Dat gebeurt als deze dingen plaatsvinden vanuit een gedachte dat God daar wel blij mee zal zijn en niet vanuit een innerlijk verlangen om gemeenschap met Hem te hebben. Gemeenschap met Hem kan er alleen zijn als het hele leven onderworpen is aan Zijn wil. Anders is het een ophalen van de ark van het verbond, terwijl het hart niet gericht is op de God van het verbond.

Gods tegenwoordigheid is alleen daar, waar gehoorzaamheid aan Zijn Woord is. Daarom heeft Mozes op Gods tegenwoordigheid kunnen rekenen toen hij de ark voorop liet gaan (Nm 10:35-36; vgl. Jz 3:10-11). Misschien hebben Hofni en Pinehas aan die gebeurtenis gedacht toen zij de ark lieten komen.

Het is gemakkelijk voor het verdorven hart van de mens om een beroep te doen op voorbeelden uit de Schrift om verkeerde praktijken te rechtvaardigen. Daarvoor worden deze voorbeelden dan wel uit hun verband gehaald. Als de ark in het land is aangekomen, is er geen enkele aanwijzing om bij bepaalde gebeurtenissen de ark van zijn rustplaats weg te halen. Altijd moet het volk naar de ark gaan als de plaats van Gods tegenwoordigheid (Dt 12:5-14). Nooit mogen zij de ark ophalen om bij hen te komen.

Het is gebruikelijk bij alle volken van de aarde om hun goden en gewijde materialen met zich mee te nemen in de oorlog. Dat doen bijvoorbeeld de Perzen, Romeinen en Grieken. In onze moderne tijd vinden we overblijfselen van dit oude bijgeloof bijvoorbeeld in het wijden en zegenen van kruisen en gebouwen en het heiligen van nationale kleuren en vlaggen.

De ark wordt gehaald om in de strijd te worden ingezet. Op dat moment geeft de Heilige Geest een uitvoerige omschrijving van de ark. De ark is “de ark van het verbond van de HEERE”. Dat duidt op de verbinding tussen God en Zijn volk. Het is ook “de verbondsark van de HEERE van de legermachten” (vgl. 1Sm 1:3). Dat is Zijn Naam als de Vorst van Zijn legers. Ten slotte wordt vermeld dat Hij “tussen de cherubs troont”, wat erop wijst dat Hij in gerechtigheid regeert.

Dit is naar Gods gedachten allemaal verbonden met de ark. Voor het geloof is de ark de heerlijkheid en eer van Israël (1Sm 4:22). Er is echter geen geloof bij het volk en nog minder bij de twee zonen van Eli die bij de ark zijn. De verbinding van de ark met de beide goddeloze zonen van Eli is een verbinding die God niet kan aanvaarden.

Niet de priesters laten de ark halen, maar het volk stuurt om de ark. Het volk regeert en doet wat goed is in eigen ogen. Het hele volk juicht, maar het is een hol, ijdel gejuich zonder enige echte aanleiding. Zozeer zijn ze misleid. Hun gejuich bewijst hun godsdienstige dwaling. Het zien van een symbool brengt hen in vervoering, terwijl ze de waarheid ervan verloochenen. Juichen is altijd gemakkelijker dan strijden. Het is gemakkelijker in massabijeenkomsten enthousiast te worden onder invloed van de massa, dan in het dagelijks leven toegewijd aan de Heer te leven. Een hoge graad van godsdienstige opwinding is geen bewijs van Gods gunst en zegen.

Copyright information for DutKingComments