1 Samuel 4:6

De ark meegenomen door de Filistijnen

Bij de Filistijnen ontbreekt het ook aan inzicht, dat is begrijpelijk. Voor hen is de ark ook een mascotte, niets meer. Evenals het ongelovige Israël verwisselen zij het symbool met de ware God. Het juichen van de een en de vrees van de ander zijn allebei het gevolg van ongeloof en onwetendheid.

De Filistijnen spreken over “de Hebreeën”, niet over ‘de Israëlieten’. De Israëlieten waren bij de vreemde volken bekend als ‘Hebreeën’ (Ex 1:15; Ex 2:6). Wat de Filistijnen verder zeggen, laat zien dat ze bekend zijn met de geschiedenis van de ark en Gods volk. Ze weten wat er ongeveer driehonderd jaar geleden is gebeurd. Toch zijn ze niet nauwkeurig op de hoogte. Ze verbinden de plagen waarmee God het land Egypte teisterde met de woestijn en niet met het land Egypte.

Ze zijn in elk geval danig onder de indruk van de macht van God, Die ze overigens met hun afgodische zienswijze bezien als meerdere machtige goden. Het enige wat zij dan ook als mensen van de wereld tegen elkaar kunnen zeggen om elkaar te bemoedigen, is: “Wees mannen.” De man van geloof spreekt anders. Hij vertrouwt niet op eigen menselijke kracht, maar op de Heer.

De Filistijnen strijden met inzet van al hun krachten, terwijl het lijkt alsof er van de kant van Israël geen strijd is. Mogelijk zijn ze overrompeld omdat ze op hun mascotte vertrouwen en in hun dwaasheid hebben gemeend dat God wel voor hen zou strijden vanwege de ark. In werkelijkheid verliezen ze omdat de HEERE niet met hen is en hen in de hand van de Filistijnen geeft. Bijgeloof maakt een mens blind voor het werkelijke gevaar en krachteloos tegen de vijand. Het gaat Israël als de zonen van een zekere Sceva, die ook uit puur eigen belang de naam van Jezus noemen om daardoor succes te hebben (Hd 19:13-17).

God laat Zich niet dwingen tot een strijd voor ons als ons hart niet met Hem is. Het gebruik van heilige woorden, het aanhalen van eerbiedwaardige voorgangers, het vertrouwen op geheiligde middelen als doopwater en brood en wijn is allemaal waardeloos. Het gaat om reinheid van hart en handen. Geen uiterlijke voorrechten, geen vroegere ervaringen van Gods tegenwoordigheid, geen juistheid van positie of leer kan de plaats innemen van waarheid in het hart voor God. God “vindt vreugde in waarheid in het binnenste” (Ps 51:8).

De slachting is groot. Rond de ark moeten de lijken opgestapeld hebben gelegen omdat ze wanhopig de ark hebben willen beschermen als het symbool van hun geloof. De nederlaag is smadelijk en omvangrijk. God gebruikt deze oorlog om de ark te bevrijden uit de handen van goddeloze mensen die zich erop beroemen Zijn volk te zijn. De zonen van Eli zijn voor altijd van het toneel verdwenen. De ark gaat in gevangenschap. Tegelijk is de weg die hij gaat een triomftocht, zoals we zullen zien.

Copyright information for DutKingComments