1 Samuel 7:12

Israël verslaat de Filistijnen

De vijand valt aan als het offer wordt gebracht. Tegelijk juist daarom grijpt God in en treedt op ten gunste van Zijn volk, dat zelf niets hoeft te doen. De vijand kent de gedachten van God over Zijn Zoon niet. God verschijnt in majesteit wanneer, in het beeld van het brandoffer, de heerlijkheid van de Heer Jezus aan Hem wordt voorgesteld en Hij Zijn volk in Zijn Zoon ziet.

Het volk mag stil zijn en de behoudenis van de HEERE zien, net als bij de doortocht door de Schelfzee (Ex 14:13-14). De HEERE treedt met een machtige donder voor Zijn volk op, een optreden waarvan Hanna heeft geprofeteerd (1Sm 2:10). Zijn stem brengt de vijand in verwarring. De overwinning is die van de HEERE. Hem komt daarvoor de eer toe en niet het volk.

Het volk mag de resultaten ontvangen van het werk dat God voor hen heeft gedaan. “Beth-Kar” betekent ‘huis van het lam’. Tot die plaats wordt de vijand verslagen. Het laat in beeld zien dat de overwinning zover strekt als de kracht van het offer van het lam gaat. In praktisch opzicht betekent dit, dat de vijand steeds meer op afstand zal worden gehouden als we Christus, van Wie dit lam spreekt, steeds beter leren kennen. Daar wordt de rust van het huis gevonden waarvoor door het lam de basis is gelegd. Van dat huis is het lam de grondslag en in dat huis staat het lam centraal.

“Eben-Haëzer” betekent ‘steen van de hulp’. Met deze naam geeft Samuel aan dat zij bij elke stap die zij hebben gezet op Gods weg, Gods hulp hebben ervaren. Deze steen wordt tot een gedachtenis van de hulp van de HEERE. Het oprichten van de steen is als het getuigenis dat Paulus voor Agrippa geeft: “Daar ik nu hulp van God gekregen heb, sta ik tot op deze dag” (Hd 26:22). Dat mag ook telkens ons getuigenis zijn, als we beseffen dat we weer door Gods hulp op de weg van het geloof moeilijkheden hebben overwonnen.

De plaats waar eerst de ark door de Filistijnen is buitgemaakt en zij Israël hebben verslagen (1Sm 5:1), wordt nu de plaats van getuigenis voor de HEERE omdat Hij voor hen de Filistijnen heeft verslagen. De Filistijnen zouden kunnen denken dat een man in gebed hetzelfde is als een volk dat bijgelovig de ark in het leger brengt. Maar Samuel is geen Hofni en Pinehas. Het geloof van de man van God in het offer stelt het volk aan God voor in de waarde van dat offer. Het is geen uiterlijk teken, maar innerlijk geloof. Hiermee verbindt God Zich en op grond daarvan bevrijdt Hij Zijn volk van hun vijanden.

Er is waarschijnlijk geen overwinning door Israël behaald die zo bijzonder is als deze. De HEERE had hen vernederd, bijna verdelgd. Alle vertrouwen op eigen kracht was weg. En nu, door een wonderbare voorspraak van Samuel, verheft Hij hen en vernedert de trotse verdrukkers in het stof. God laat volken en personen tot de uiterste vernedering komen om hun Zijn genade en barmhartigheid te tonen. Dat doet Hij door een plotselinge bevrijding van hun verwoesting, als alle menselijke hulp duidelijk heeft gefaald.

Zolang Samuel aan de macht is, is de hand van de HEERE tegen de vijand. In beeld laat dat ons zien dat zolang wij ons onderwerpen aan Gods Woord, de Heer voor ons tegen de vijand zal strijden, waardoor deze geen kans zal krijgen ons te schaden. En dat niet alleen. We krijgen ook bepaalde geestelijke zegeningen terug die we door onze ontrouw zijn kwijtgeraakt. Dat zien we hier bij Israël. Israël krijgt gebied dat verloren is gegaan, weer terug.

Dat ze vrede sluiten met de Amorieten is echter geen zaak van geloof. Ze zijn wel teruggekeerd naar God, maar hun werken zijn helaas niet volkomen. Een excuus als zouden de tijden veranderd zijn, gaat niet op als God van een zaak heeft vastgesteld dat die verkeerd is (Dt 7:1-2).

Copyright information for DutKingComments