1 Samuel 8:1-2

Inleiding

Hier begint een nieuwe fase in het boek. Na de priester Eli en de profeet Samuel komt er een nieuwe persoon op het toneel: de koning.

De zonen van Samuel

Samuel heeft zijn zonen aangesteld als richter, en dat is niet juist. Nergens in de Schrift blijkt dat iemand richter wordt omdat zijn vader dat is. Richter wordt iemand niet door erfelijke opvolging. Een richter wordt door God gegeven. Samuel stelt zijn zonen aan als hij oud geworden is. Hij zal met die aanstelling beslist het belang van het volk op het oog hebben gehad. Toch is zijn daad een eigenmachtige. Kan God hem niet, net als eens Mozes, ook in zijn ouderdom steunen voor zijn taak, totdat God Zelf een opvolger heeft aangewezen? We zien trouwens later Samuel nog meerdere keren optreden. Zijn ouderdom is dan ook niet zo, dat hij onbekwaam is om dienst te doen en dat daardoor opvolging direct noodzakelijk lijkt.

Onze zorg voor de toekomst voor Gods volk kan ook ons gemakkelijk tot een verkeerd handelen brengen. Misschien willen we ook, hoe goed bedoeld ook, dingen regelen in de gemeente naar ons inzicht. Ons geregel zorgt er echter voor dat we voor de komende generatie het vertrouwen op de Heer uitschakelen. De hand van het schepsel hoeft niet naar de ark te grijpen om te voorkomen dat die valt (2Sm 6:6-7), want God is machtig daar Zelf voor te zorgen.

“Joël” betekent ‘de HEERE is God’ en “Abia” betekent ‘mijn vader is de HEERE’. Uit deze namen blijkt wat de wens van Samuel en zijn vrouw voor deze zonen is geweest. Ze hebben gehoopt dat hun leven getuigenis zou geven van wat hun naam betekent. Mogelijk heeft dat Samuel voor ogen gestaan als hij zijn twee zonen richters in Berseba maakt om daar recht te spreken.

Berseba ligt helemaal in het zuiden (1Sm 3:20), ver verwijderd van de plaatsen waar hij zijn dienst als richter en profeet uitoefent. Dat betekent dat zij richter zijn in een beperkt gebied en niet over het hele volk. De meeste Israëlieten hebben helemaal niets met hen te maken. Normaal zou het gedrag van de zonen van Samuel hun ook niet interesseren, maar nu kunnen ze het gebruiken om hun eigen vleselijke verlangens mee te motiveren.

Het lijkt Samuel te zijn ontgaan dat het ambt van richter geen ambt is dat van vader op zoon overdraagbaar is. Er lijkt Samuel nog iets te zijn ontgaan en dat is dat zijn zonen deze taak niet aankunnen. Hij ziet de fouten van zijn zonen niet, terwijl het volk daar wel oog voor heeft. Hierin doet hij denken aan Eli en zijn zonen.

We mogen de fouten van Samuel niet helemaal vergelijken met de fouten die Eli maakte met zijn beide zonen. Door wat Eli deed, faalde het priesterschap volkomen. Dit neemt echter niet weg dat ook de profeet Samuel een dergelijke fout begaat. Ook hij ziet de fouten van zijn zonen niet. Het gevaar is altijd aanwezig dat wij fouten bij anderen gemakkelijk waarnemen, terwijl we net zo gemakkelijk de fouten van onze eigen kinderen over het hoofd zien.

We kunnen ons afvragen hoe het komt dat zo’n Godvrezende vader zulke slechte zonen heeft. Kan dat zijn door zijn vele reizen en daardoor zijn langdurige afwezigheid? Gods Woord laat er zich niet over uit. We komen het vaker tegen, zowel in de Schrift als in het dagelijkse leven, dat Godvrezende ouders kinderen hebben die niet in de voetstappen van het geloof van hun ouders gaan. Het is niet altijd duidelijk hoe dat komt. Laten we in elk geval zeer terughoudend zijn met kritiek op de opvoeding.

De zonden van de zonen van Samuel zijn drieërlei.

1. Ze zijn uit op winstbejag. Gods Woord waarschuwt hen die zorg hebben voor Gods volk, geen geldelijk voordeel te zoeken (1Pt 5:2).

2. Ze nemen geschenken aan. Ze laten zich omkopen. Daardoor wordt hun rechtspraak geen eerlijke rechtspraak. De best betalende of meest biedende wordt in het gelijk gesteld.

3. Als gevolg van de beide voorgaande punten buigen zij het recht.

Door deze handelwijze tonen zij de kenmerken van een goddeloze (Sp 17:23; Ex 23:6; 8; Dt 16:18-20).

Copyright information for DutKingComments