‏ 1 Thessalonians 2:9

Paulus’ gedrag onder hen

Het is mooi om te zien hoe elk hoofdstuk van de brief een stadium in de ontwikkeling van de gelovige van baby tot volwassene lijkt te beschrijven:

1. In 1 Thessalonicenzen 1 wordt het kind geboren.

2. In 1 Thessalonicenzen 2 wordt het gevoed en opgevoed in het geloof.

3. In 1 Thessalonicenzen 3 zie je het kind staan in het geloof.

4. In 1 Thessalonicenzen 4 krijgt het aanwijzingen voor een wandel in geloof.

5. In 1 Thessalonicenzen 5 is er volwassenheid en gaat de jonge gelovige aan het werk.

1Th 2:7. We bevinden ons hier in de fase dat het kind geboren is en verzorgd moet worden. Het is duidelijk dat je bij een baby niet denkt aan het uitoefenen van gezag. Bij een baby past alleen moederlijke zorg. Het is indrukwekkend met hoeveel tederheid de grote apostel te werk gaat. Hij is als “een voedende moeder”, een voedster.

Zo is God voor Zijn volk in de woestijn geweest, waar Hij hen heeft verzorgd, hen heeft verpleegd als een voedster (Hd 13:18). Ook bij de Heer Jezus vinden we die gevoelens als Hij over Zijn liefde voor Jeruzalem spreekt en die vergelijkt met die van een hen die haar vleugels als een schuilplaats uitspreidt om haar kuikens daaronder te beschermen (Mt 23:37).

Paulus heeft diezelfde moederlijke gevoelens voor zijn geestelijke kinderen. Hij herinnert hen eraan dat hij zich “vriendelijk” of mild, teder, onder hen heeft gedragen. Deze eigenschap behoort trouwens iedere slaaf van de Heer te sieren (2Tm 2:24). Zie je deze vriendelijkheid ook niet bij de Heer Jezus in Jesaja 40 (Js 40:11)?

Bij een echte moeder staat het belang van het kind voorop. Haar liefde voor het kind brengt haar tot onbaatzuchtig handelen, ze offert zich ervoor op. Dat zie je bij de Heer Jezus. Hij zocht altijd het welzijn van de ander. Hij was dan ook niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. Paulus is daarin Zijn navolger.

1Th 2:8. Hij had hen zo lief, dat hij hun zelfs zijn eigen leven wilde meedelen. Dat betekent hier niet dat hij zijn leven voor het evangelie overhad – hoewel dat zeker zo was –, maar dat hij met heel zijn bestaan achter de boodschap stond die hij bracht. Hij wilde voor hen leven, zijn leven in hun dienst stellen. Zijn hele leven, al zijn bezit en tijd, was onlosmakelijk aan het evangelie verbonden. Hij bracht niet alleen een boodschap, hij bracht daarmee ook zichzelf, maar dan wel op een manier dat Christus werd gezien en niet hijzelf.

1Th 2:9. Het evangelie zal alleen het door God gewenste en gewerkte effect hebben als de prediker zichzelf wegcijfert. Ouders getroosten zich grote inspanningen om hun kinderen de juiste voeding en opvoeding te geven. Daarbij is hun voorbeeld van grote betekenis. De Thessalonicenzen hebben gezien dat Paulus en zijn metgezellen geen nietsnutten waren die wilden profiteren van hun bekeerlingen. Integendeel.

Ze hebben zich geen rust gegund, zich zelfs nachtrust ontzegd, om in hun eigen onderhoud te voorzien. Ten koste van alles wilde hij de indruk vermijden dat hij financieel voordeel uit zijn dienst zou willen halen (vgl. 1Ko 9:1-18). Hij was naar Thessalonika gekomen om te geven en mee te delen, niet om tot last te zijn of zichzelf te verrijken. Het evangelie van God is geen zaak die lasten oplegt, maar bevrijdt uit de macht van de zonde en de last van de zonden wegneemt.

1Th 2:10. Paulus wijst op zijn gedrag onder hen. Hij haalt weer God als Getuige aan van zijn gedrag. Maar niet alleen God. Zij hebben zelf met eigen ogen gezien op welke manier hij zich onder hen heeft gedragen. Hebben zij andere dingen bij Paulus gezien dan God bij hem zag? Ze kunnen niet loochenen wat ze hebben waargenomen, wat de vijand ook probeert om een smet op de dienst van de apostel of op zijn motieven te werpen en hem in diskrediet bij de Thessalonicenzen te brengen.

In de eerste plaats hebben ze gezien hoe “heilig” hij zich heeft gedragen. Zijn hele doen en laten was op God afgestemd. Ook hebben ze gezien dat hij in zijn omgang met mensen altijd “rechtvaardig” is geweest. Nooit heeft hij anderen benadeeld. Ten slotte kunnen ze niet anders dan getuigen dat hij “onberispelijk” is geweest. Er is geen enkele aanklacht tegen hem in te brengen.

Hij spreekt hen aan als “u die gelooft”. Het is voor hem belangrijk dat zij als gelovigen zijn gedrag beoordelen en geen wereldse maatstaven aanleggen.

1Th 2:11. Paulus heeft eerst het beeld gebruikt van de moeder die haar zuigeling voedt. Dat toont de tederheid van de liefde van de prediker. Nu gebruikt hij het beeld van de vader die zich met zijn kinderen bezighoudt. Daarmee vult hij het beeld van de moeder aan. Het gebruik van deze ouderlijke betrekkingen tref je alleen aan in de brieven van Paulus.

Bij een vader zien we de meer ernstige aspecten van dezelfde liefde die de moeder heeft (vgl. 1Ko 4:14-21; 2Ko 6:13; Gl 4:19). Paulus is een goede vader voor zijn kinderen. Hij spreekt hen niet alleen als geheel toe, hij heeft ook aandacht voor ieder van hen persoonlijk, voor “ieder van u”. Dit is belangrijk voor iedere dienaar van de Heer die het Woord verkondigt. Het is gemakkelijker de dingen vanaf het sprekersgestoelte te zeggen dan in een persoonlijk gesprek. Nazorg besteden aan de enkeling is belangrijk.

Paulus vermaant, vertroost en betuigt de Thessalonicenzen vanuit de vader-kind verhouding. Ten onrechte wordt bij vermanen nogal eens gedacht aan het opgestoken vingertje in de zin van: ‘Pas op, want anders …!’ Echt vermanen wil zeggen dat iemand die gevaar loopt af te wijken of al is afgeweken weer bij het gezelschap van de gelovigen wordt geroepen.

Vaders vertroosten ook. Ze bemoedigen om bij tegenslagen niet bij de pakken te gaan neerzitten, maar om te volharden.

Het gaat om de “eigen kinderen”. Vaders zijn nogal eens uithuizig. Soms zijn ze ook bezig met problemen van anderen. Het gevaar is dat ze hun eigen kinderen vergeten. Het eigen gezin is het eerste arbeidsveld dat de Heer gegeven heeft. Als dat erbij inschiet, zal dat zich wreken in het werk dat voor Hem gedaan wordt.

1Th 2:12. Paulus voegt aan vermanen en vertroosten het betuigen toe. Daardoor brengt hij vermanen en vertroosten dichtbij. Hij vermaande en vertroostte niet van een afstand, als iets wat alleen voor hen zou gelden en waaraan hij zelf geen deel heeft. Betuigen geeft aan dat hij hun met overtuiging de waarheid heeft verkondigd.

Betuigen heeft te maken met het geven van onderwijs dat zijn waarde in de praktijk van het leven heeft bewezen. Iedere vader moet zijn kinderen met overtuiging onderwijzen in de waarheid van God. Geen vader mag hiervan zeggen: ‘Dat kan ik niet.’ Hij moet de waarheid betuigen, dat wil zeggen de waarheid indringend op het hart van het kind binden. Dit onderwijs zal natuurlijk alleen effect hebben als de kinderen in het leven van hun vader zien dat hij het zelf in praktijk brengt.

Het doel dat Paulus voor ogen staat, is dat zij zullen “wandelen God waardig”. ‘Waardig’ wil zeggen dat het past bij en in overeenstemming is met de heiligheid en de kenmerken van God op Wie zij hun vertrouwen hebben gesteld (vgl. Rm 16:2; Ef 4:1; Fp 1:27; Ko 1:10; 3Jh 1:6). Het is belangrijk dat je wandel en gedrag als christen in overeenstemming zijn met je belijdenis.

Een illustratie: In het leger van Alexander de Grote was een soldaat die zich had misdragen. Deze werd voor Alexander de Grote gebracht. Alexander vroeg hem naar zijn naam. De soldaat antwoordde: Ik heet Alexander. Daarop antwoordde Alexander de Grote: ‘Óf je verandert je gedrag, óf je verandert je naam.’

Denk aan je hoge roeping. Eerst ben je door het evangelie geroepen. Nu hoor je tot welke hoge roeping dat voert: Gods eigen koninkrijk en heerlijkheid (vgl. Rm 8:28; Fp 3:14; 2Tm 1:9; Hb 3:1). Het staat hier op een manier dat God je als het ware voortdurend toeroept: ‘Jouw weg voert naar Mijn eigen koninkrijk en heerlijkheid.’

Als dit tot je doordringt, zou dat dan geen stempel zetten op je leven van elke dag? Leef daar naartoe. Houd daar je oog op gericht. Zo haal je de toekomst naar je toe en zal die geweldige toekomst je weg bepalen en bestralen.

Lees nog eens 1 Thessalonicenzen 2:7-12.

Verwerking: Welke kenmerken van Gods moederlijke en vaderlijke eigenschappen zie je in dit gedeelte bij Paulus?

Copyright information for DutKingComments