1 Thessalonians 3:2

Paulus’ zorg

1Th 3:1. Paulus heeft zojuist, aan het einde van het vorige hoofdstuk, zijn grote verlangen naar zijn geliefde Thessalonicenzen geuit (1Th 2:17-18). Zij zijn voor hem een bron van diepe vreugde. Hij wilde graag bij hen zijn om te zien hoe het met hen ging. Het is een grote bemoediging voor hem te weten dat hij hen bij de komst van de Heer Jezus zal zien. Toch bleef hij ook onverminderd verlangen te weten hoe het geestelijk met hen ging.

Dat verlangen werd zo sterk, dat hij móest weten hoe het met hen ging. Hij hield het niet langer uit over hun toestand in het ongewisse te verkeren. Hij bevond zich op dat moment in Athene (zie Inleiding). Daar was ook Timotheüs bij hem, met wie hij een bijzondere band van gemeenschap in het werk van de Heer genoot.

1Th 3:2. Paulus zag af van wat waardevol was voor zichzelf. Zijn verlangen om iets van de Thessalonicenzen te horen was zo groot, dat hij Timotheüs naar hen toestuurde. Hij spreekt wel in de ‘wij’-vorm, maar hij, Paulus, had de leiding (vgl. 1Th 3:5). Met het woord ‘wij’ laat hij zien dat hij maar niet op eigen houtje een beslissing nam, meegesleept door zijn emoties. Hij handelde in overleg.

Je ziet dat Paulus ook gevoel had. Hij voelde een sterke band met de Thessalonicenzen. Met zulke gevoelens is niets mis. Integendeel, ze horen er helemaal bij. Verbondenheid met gelovigen moet worden beleefd. Alleen mogen gevoelens niet het handelen bepalen. Dat moet de Heer doen. Daarvoor geeft Hij je ook medegelovigen.

De waarde die Timotheüs voor hem had, wordt onderstreept door over Timotheüs te spreken als “onze broeder en Gods medearbeider”. De Thessalonicenzen ontvingen in hem een broeder die zowel met Paulus als met hen verbonden was. Ze ontvingen in hem ook iemand die samen met Paulus arbeidde voor God. Het terrein van hun arbeid, de sfeer waarin zij hun werk deden, was “het evangelie van Christus” (vgl. 2Ko 10:14). Wie met hart en ziel werkzaam is in het evangelie van Christus, zal ook op de juiste wijze zorg kunnen besteden aan hen die dit evangelie hebben aangenomen.

De taakomschrijving van Timotheüs was duidelijk: de Thessalonicenzen versterken en vermanen in hun geloof. De gelovigen hadden het moeilijk. Je zou kunnen denken dat vertroosting dan meer op zijn plaats zou zijn. Toch hoeft dit niet altijd het geval te zijn. Deze gelovigen stonden onder druk. Ze ervoeren vijandschap en werden vervolgd. Wat dan vooral nodig is, is versterking van het geloof.

Als de druk op jou vanwege je geloof zo groot wordt dat je dreigt te bezwijken, heb je behoefte aan versterking om staande te blijven. Petrus heeft eenzelfde opdracht van de Heer gekregen als Timotheüs hier van Paulus, een opdracht die hij met het schrijven van zijn eerste brief heeft vervuld (Lk 22:32; 1Pt 5:12). Jakobus heeft eenzelfde boodschap voor zijn lezers (Jk 5:8).

Ze hadden ook vermaning nodig, in de zin van bemoediging om vol te houden. Als er langdurig druk op je wordt uitgeoefend, kun je moedeloos worden. Dan heb je behoefte aan bemoediging.

1Th 3:3. Het gaat erom dat je geloof, dat is hier je geloofsvertrouwen, niet gaat wankelen. Dit gevaar bedreigt ieder die voor de Heer wil leven. In verdrukking blijkt of er sprake is van echte bekering. Wie is gaan geloven omdat het zo blij maakt, zal niet alleen wankelen, maar zeker ten val komen (Mk 4:16-17).

De vijand is er met al zijn aanvallen op uit om jouw geloof, je vertrouwen op God, aan te tasten. Als je het moeilijk hebt omdat je gelooft, fluistert hij je in dat die ‘fijne God’ van jou je toch maar mooi in de problemen heeft geholpen. En je dacht nog wel dat Hij de oplossing voor al je problemen was.

Laat je niet misleiden! Verdrukking is in de behoudenis begrepen (Hd 14:22) en voorzegd door de Heer (Jh 16:33) als iets waartoe we bestemd zijn, als iets dat er gewoon volledig bij hoort. Beschouw het niet als iets vreemds als dit je overkomt (1Pt 4:12). Wie in God gelooft, dat wil zeggen werkelijk op Hem vertrouwt in het leven van elke dag, zál vervolgd worden (2Tm 3:12).

Als het goed is, weet je dat ook wel. Ik hoop tenminste dat je niet door succesverhalen in de Heer Jezus en God bent gaan geloven, maar dat je na een indringende prediking jezelf hebt gezien in Gods licht. Een gezonde prediking belooft aan wie gelooft geen leven zonder tegenstand en zorgen. Nee, je zult juist verworpen en gehaat worden, zoals ze de Meester hebben verworpen en gehaat (Jh 15:20).

1Th 3:4. Nog eens herinnert Paulus de Thessalonicenzen eraan wat hemzelf en zijn metgezellen is overkomen (1Th 2:2). Omdat hij zich levendig kan voorstellen wat verdrukking betekent, gaan zijn hele hart en zijn volle medegevoel uit naar deze jonge gelovigen in Thessalonika die het zo zwaar te verduren hadden.

1Th 3:5. Waarom was Paulus zo verontrust? Vertrouwde hij zelf niet op God dat Hij wel voor die gelovigen zou zorgen? Nee, het ontbrak Paulus niet aan vertrouwen op God, maar hij kent de kracht van de tegenstander en tevens de manier waarop God te werk gaat om de tegenstander te weerstaan. God heeft ons aan elkaar gegeven om door ons heen elkaar tot steun te zijn. Niet dat we daarbij weer alleen op elkaar aangewezen zijn. We zijn in alles wat de Heer ons opdraagt van Hem afhankelijk. Maar op deze wijze wil Hij ons leren delen in Zijn gevoelens en het uitoefenen van Zijn zorg. Als we zo te werk gaan, wordt Hij zichtbaar in ons leven.

Timotheüs is de afgezant van Paulus en de vertolker van zijn gevoelens. Als geen ander kan Timotheüs beoordelen hoe het met de Thessalonicenzen gaat. Hij zou Paulus daarover informatie kunnen verschaffen waar deze van op aan kon. Paulus wilde weten hoe het met hun geloof ging. Hij wilde weten of hun geloofsvertrouwen door de verdrukking toenam, of dat dit minder werd omdat de verzoeker voet aan de grond had gekregen. De verzoeker is niemand anders dan de satan (Mt 4:3). Zoals de satan de Heer Jezus benaderde, zo benadert hij iedere gelovige. Als kinderen van God door lijden en verdrukking gaan, probeert hij hen ertoe te brengen God ‘vaarwel’ te zeggen (Jb 2:9).

De apostel vreesde niet voor een aanval op hun geloof, maar hij vreesde voor een succesvolle aanval. Als dit laatste waar werd, zou zijn arbeid tevergeefs zijn geweest. Dat wil niet zeggen dat ze verloren zouden zijn, maar dat ze niet meer voor hun christen-zijn zouden uitkomen. Het vuur van hun getuigenis zou worden gedoofd en in hun gedrag zouden ze zich weer aanpassen aan de wereld. Dat was een gedachte die hij niet kon verdragen. Daarom moest hij uitsluitsel hebben over de toestand van hun geloof. Wat je hier bij Paulus ziet, is een prachtig voorbeeld van nazorg.

1Th 3:6. Wat een opluchting voor Paulus als hij van Timotheüs hoort dat het goed gaat met zijn geliefde kinderen in het geloof. Het is voor hem een blijde boodschap. Daar knapt hij helemaal van op. Er valt een grote last van hem af. Zie je hoezeer goed nieuws iemand er geestelijk bovenop kan helpen? Daar kunnen we een voorbeeld aan nemen. Laten we het goede nieuws dat er te melden is, elkaar niet onthouden. Het is zo bemoedigend om met anderen te delen wat de Heer heeft bewerkt in een gemeente. Daardoor wordt God verheerlijkt (Hd 21:19-20).

Timotheüs heeft gezien dat hun geloofsvertrouwen niet is verminderd. Het heeft standgehouden in de verdrukking. Hun geloof is de kracht waardoor ze de verdrukking aan konden. In geloof keken ze vanuit de verdrukking omhoog naar Hem van Wie zij vertrouwden dat Hij hen in de verdrukking zou bijstaan. En ze zijn niet beschaamd geworden. Door de verdrukking hebben ze Hem beter leren kennen.

Door de verdrukking is ook hun liefde voor elkaar bewezen. Ze zijn naar elkaar toe gedreven. God gebruikt verdrukking om de band van de liefde hechter te maken. Dat heeft Timotheüs opgemerkt. De satan probeerde ook een wig te drijven tussen de predikers en de gelovigen, maar dat is niet gelukt. De Thessalonicenzen denken met dankbaarheid terug aan de mannen die hun het evangelie hebben gebracht. Ze verlangen er zelfs naar hen terug te zien, een verlangen waarvan Paulus kan zeggen dat het wederzijds is.

Jij kunt Paulus ‘in goede herinnering’ houden door zijn geïnspireerde brieven te lezen en ernaar te handelen. En hoe is jouw herinnering aan je broeders en zusters die je niet dagelijks ziet?

Lees nog eens 1 Thessalonicenzen 3:1-6.

Verwerking: Wat kun je hier leren over nazorg?

Copyright information for DutKingComments