1 Timothy 1:18-20

Profetieën en de goede strijd

1Tm 1:18. Je kunt zeggen dat de 1Tm 1:6-17 een onderbreking in het betoog van Paulus zijn. Hij heeft in dat gedeelte het verschil tussen wet en genade duidelijk gemaakt. Het bevel waarover hij in 1Tm 1:18 spreekt, sluit dan ook aan op wat hij daarover in 1Tm 1:5 heeft gezegd. Nu gaat hij Timotheüs verklaren wat de basis van het bevel is. Hij leidt die verklaring trouwens in met woorden waaruit vertrouwen en vaderlijke liefde blijken: “Dit bevel vertrouw ik je toe, [mijn] kind Timotheüs.”

Het zal een bemoediging voor de jonge Timotheüs zijn geweest om van de oudere Paulus een bevel toevertrouwd te krijgen. Paulus doet dat niet uit partijdigheid of vanuit zijn emotie, maar omdat hij vertrouwen in Timotheüs heeft. Dat zegt hij ook tegen hem. Timotheüs kan deze bevestiging wel gebruiken. De Heer heeft hem geroepen, maar het is ook fijn dat Paulus dat onderstreept. Geestelijk gezinde oudere gelovigen zullen zich een verklaren met de roeping en dienst van een jongere gelovige.

Timotheüs wordt voor de uitvoering van het bevel herinnerd aan “voorafgegane profetieën” over hem. Het bevel dat Paulus hem geeft, is daarmee in overeenstemming. Het gaat hier niet over bijzondere openbaringen van anderen over Timotheüs. Het betreft eenvoudig voorzeggingen aangaande Timotheüs door gelovigen die in hem een werk van Gods Geest herkenden. Timotheüs had een goed getuigenis in de wijde omtrek (Hd 16:2). Als zoiets wordt opgemerkt, kan aan zo iemand worden voorzegd dat hij zeker door de Heer zal worden gebruikt.

Als je kijkt naar de voorbereiding van Timotheüs op zijn dienst, kun je daarin vier aspecten ontdekken die een rol hebben gespeeld:

1. voorafgegane profetieën (1Tm 1:18);

2. genadegave van God (1Tm 4:14; 2Tm 1:6);

3. handoplegging door Paulus (2Tm 1:6);

4. handoplegging door de gezamenlijke oudsten (1Tm 4:14).

De aspecten 2, 3 en 4 zullen we bekijken als we aan de betreffende verzen toe zijn. Hier wordt Timotheüs door Paulus aan de ‘voorafgegane profetieën’ herinnerd om hem daarmee extra te bemoedigen. Het is een bijzondere ondersteuning in het voldoen aan de verantwoordelijkheid die de dienst die hij te verrichten heeft met zich meebrengt.

Hij is niet toevallig in deze positie geraakt. Het hoeft voor anderen dan ook geen verrassing te zijn dat hij een opdracht van de apostel uitvoert. Iedereen die hem kent, heeft zijn geestelijke groei opgemerkt. Sommigen zagen dat al in een vroeg stadium en hebben gezegd: ‘Die jongen zal veel voor de Heer gaan betekenen.’ Anderen zullen het pas ontdekt hebben, toen zijn dienst hen persoonlijk raakte. Heb jij enig idee hoe dat bij jou ligt?

Met de steun in de rug van wat anderen in hem gezien hebben, kan hij “de goede strijd” aanbinden. Gezien het bevel van 1Tm 1:3 zal de goede strijd waartoe Paulus hier oproept, zich vooral afspelen in het huis van God met het oog op valse leer. De strijd hiertegen is een goede, een edele, een God welgevallige strijd.

Er zijn meer soorten strijd waartoe je wordt opgeroepen, na een strijd die je al hebt gestreden. De laatstbedoelde strijd is die van de zondaar om behouden te worden (Lk 13:24; Mt 7:13-14). Het was vooral een strijd tegen jezelf, tegen alles wat jou wilde tegenhouden om je zonden aan God te belijden en in het geloof de Heer Jezus aan te nemen.

Jouw strijd als gelovige gaat tegen dingen buiten jou. Deze strijd kent verschillende aspecten. Zo lees je van

1. de strijd in het evangelie (Fp 4:3);

2. de strijd tegen de boze machten, enzovoort (Ef 6:12-18);

3. de strijd tegen de zonde als een macht buiten ons (Hb 12:4-5);

4. de strijd voor het geloof, ofwel de geloofswaarheid (Jd 1:3);

5. de strijd in de gebeden (Rm 15:30; Ko 4:12);

6. de goede strijd, die alle hiervoor genoemde soorten strijd omvat (1Tm 1:18; 1Tm 6:12; 2Tm 4:7).

Je hebt met strijd te maken omdat je je op vijandelijk gebied bevindt. Je staat voor je Heer en verdedigt Zijn belangen en die van je medegelovigen. Het mag nooit een strijd zijn voor je eigen belangen. Een ander gevaar is dat je de strijd uit de weg gaat. Maar dat is iemand die alles aan de Heer Jezus te danken heeft, toch wel onwaardig. Ik wil er in jouw geval graag van uitgaan dat je, net als ik, op Timotheüs wilt lijken en de strijd niet ontwijkt. Je mag je dan ook alles aantrekken wat Paulus in dit verband ter bemoediging tegen Timotheüs zegt.

1Tm 1:19. Van groot belang in de strijd is je persoonlijk “geloof”. Het gaat hier om je innerlijke geloofsvertrouwen, het vasthouden aan de trouw van God, ook al is de strijd nog zo fel. Houd in de strijd je geloofsvertrouwen vast. Geef je vertrouwen in God niet prijs, hoe groot de druk ook is die de vijand uitoefent.

Een even belangrijke voorwaarde om de goede strijd te kunnen strijden is het bezitten en behouden van “een goed geweten”. Het geweten werkt als een kompas dat iedere afwijking van de juiste koers aangeeft. Het is dan wel nodig dat de naald van het kompas gericht blijft op het Woord van God. Als het geweten niet zuiver is, zal dat invloed hebben op de dienst, op de strijd. De nodige kracht is niet vol aanwezig. De Heilige Geest kan niet vrij werken.

Het is mogelijk een goed geweten ‘van je te stoten’. Dat doe je als je de waarschuwingen van de Geest in de wind slaat. Deze waarschuwingen geeft Hij als je een verkeerde weg gaat of wilt gaan, of bij het beramen van eigenwillige plannen. Dit ‘van je stoten’ is een bewuste handeling, je doet het zelf. Voor de “schipbreuk” ben je dan ook zelf verantwoordelijk.

Als je ondanks de waarschuwingen via je geweten toch je eigen zin doorzet, heeft dat grote gevolgen voor je zicht op de inhoud van de geloofswaarheid. Dat wordt hier bedoeld met “het geloof”. Het ziet op wat je gelooft, de inhoud van je geloof, de geloofswaarheid die je in Gods Woord gegeven is. ‘Geloof’ betekent hier iets anders dan ‘geloof’ in het begin van dit vers. Daar betekent het ‘geloofsvertrouwen’ en hier betekent het ‘de geloofswaarheid’ of ‘de geloofsinhoud’.

Als je een eerste misstap niet voor God veroordeelt, zul je verder afwijken. De vijand heeft een gemakkelijke ingang als er sprake is van een slecht geweten omdat je kwaad hebt toegelaten en het niet hebt veroordeeld. Het gevolg is dat je aangaande de leer van de Schrift ook onderuit gaat. Je zult Schriftplaatsen gaan verdraaien en zo gaan uitleggen als ze jou het beste uitkomen om de stem van je geweten te sussen en je dwaalweg te kunnen voortzetten.

1Tm 1:20. Paulus noemt van hen, van wie het geloof schipbreuk heeft geleden, “Hymenéüs en Alexander” bij name. Deze mensen zullen in Efeze bekend zijn geweest, anders zou het noemen van hun namen niet veel betekenis hebben. Paulus heeft hen “aan de satan overgegeven”. Dit kon hij als apostel doen. Hij doet dat nog een keer en wel in Korinthe (1Ko 5:5). Omdat het daar gaat om een zaak waarover de gemeente in Korinthe tucht moet uitoefenen, verwacht hij dat de gemeente daarmee zal instemmen. De plicht van de gemeente wordt daar vermeld (1Ko 5:13b).

De genoemde personen hebben naar de satan geluisterd. Ze zijn instrumenten van hem geweest en hebben zich door hem laten gebruiken. Ze moeten nu voelen wie hij is aan wie zij het oor hebben geleend. Zodoende maakt God gebruik van de satan zelf als een stok om Zijn weerspannige kinderen tot hun bestwil te tuchtigen. De satan wordt hun leermeester door middel van de pijnen die hij hen doet lijden. Hij krijgt vrij spel om met hen te doen wat hij wil, hoewel binnen de door God bepaalde grenzen (vgl. Jb 1:12; Jb 2:6).

De satan is altijd uit op iemands verderf, terwijl het God altijd om behoudenis gaat. God gebruikt de satan om Zijn doel te bereiken. Het doel van elke tucht is het herstel van de ziel die is afgedwaald.

Deze mensen waren aan het “lasteren” geslagen, iets wat Paulus deed vóór zijn bekering (1Tm 1:13). ‘Lasteren’ is verachtelijk over God, Zijn Woord en Zijn volk spreken. Zij moeten dat afleren door de tucht die Paulus over hen heeft gebracht door hen aan de satan over te leveren.

Lees nog eens 1 Timotheüs 1:18-20.

Verwerking: Hoe kun je voorkomen dat je aangaande het geloof schipbreuk lijdt?

Copyright information for DutKingComments