1 Timothy 4:7-8

Oefen je in de Godsvrucht

1Tm 4:6. Paulus draagt Timotheüs op “deze dingen”, dat zijn de dingen die hij zojuist heeft genoemd, aan de gelovigen voor te houden. Hij geeft zijn opdracht niet als een bevel. Hij doet een beroep op Timotheüs als iemand die “een goed dienaar van Christus Jezus” wil zijn. Ook zegt hij niet dat Timotheüs de gelovigen moet bevelen rekening te houden met wat hij heeft gezegd over het huwelijk en het nuttigen van voedsel. Hij moet het hun ‘voorhouden’.

Met de nodige takt moet hij hun vertellen wat God heeft bedoeld met het huwelijk en eten en drinken. Het gaat maar niet om een woordelijk doorgeven, maar het ook uitwerken voor de hoorders. Op die manier zal hij een fundament leggen onder het onderwijs van Paulus dat in deze brief speciaal gaat over het gedrag in Gods huis. Daaronder vallen ook de alledaagse dingen als trouwen en het gebruik van voedsel.

Als hij zich zo van zijn taak kwijt, zal hij ‘een goed dienaar zijn’, in wie Christus Jezus verheerlijkt wordt. ‘Dienaar’ is niet een officieel ambt, maar geeft een activiteit aan. Het gaat eenvoudig om iemand die Christus dient. Dat kun jij ook zijn. Een goed dienaar draagt zorg voor de heiligen.

Tevens zorgt hij voor zijn eigen geestelijk welzijn door zich te voeden met het Woord. “De woorden van het geloof” hebben hem “opgevoed”; hij is en wordt erdoor gevoed en gevormd. De woorden van het geloof zijn de woorden die het geloof nodig heeft, woorden die het geloof versterken. Het zijn de woorden van Gods Woord en die zijn het dagelijks voedsel van de dienaar. Ik hoop dat Gods Woord ook jouw dagelijks voedsel is.

Door de “goede leer”, dat zijn de waarheden die in de Schrift zijn geopenbaard, wordt de dienaar geestelijk in leven gehouden. Timotheüs heeft zich, na zorgvuldige studie van de goede leer, deze leer persoonlijk toegeëigend en heeft die “nauwkeurig … nagevolgd” (2Tm 3:10; vgl. Hd 17:11). Dat is in zijn dienst zichtbaar geworden. Pas dan is iemand in staat aan anderen voor te houden wat hij heeft geleerd. Het is ook voor jou van belang eerst het onderwijs van de Schrift tot je te nemen en in praktijk te brengen, voordat je aan anderen iets voorhoudt (Ea 7:10).

1Tm 4:7. Lijnrecht tegenover de woorden van het geloof en van de goede leer staan “de ongoddelijke oude-vrouwenfabels”. Paulus beveelt dit gezwets van oude kletskousen voortdurend af te wijzen en te verwerpen. Het heeft geen enkel raakvlak met wat van God is en kan daarom op geen enkele manier voedsel vormen voor de gelovigen. Deze dwaze inbeeldingen zijn het voedsel van lichtgelovige mensen die zich van God en Zijn Woord afwenden. Zij voeden zich met wat geen voedsel is.

Na de opdracht iets te verwerpen krijgt Timotheüs de opdracht zich in iets te bekwamen. Paulus roept hem toe: “Oefen je in de Godsvrucht.” Dat wil zeggen een oefening of training in het doen van wat God welgevallig is. Je legt je erop toe je af te vragen bij wat je doet, of dat Gods wil is. Met dit oefenen – letterlijk: gymnastiek – wordt niet hersengymnastiek bedoeld ter versterking van je geheugen, maar hoe je hart en geweten in Gods tegenwoordigheid geoefend worden in het leren kennen van Zijn wil.

1Tm 4:8. Dit is een leerproces, waarbij het erom gaat alles, ook de kleine dingen, bij God te brengen en je stap voor stap door Hem te laten leiden. Aan die oefening komt op aarde nooit een einde. Anders is dat met de “lichamelijke oefening”. Die “is tot weinig nut”. De winst van lichamelijke training is meetbaar en beperkt tot een bepaalde tijd. Het heeft geen enkel effect op het toekomstige leven, het leven na dit leven, en je doet er daar ook niets mee. Van oefening in de Godsvrucht echter heeft niet alleen het lichaam nut, maar ook de geest en de ziel.

Paulus voert geen pleidooi voor het zich onthouden van alles wat op het lichaam betrekking heeft. Hij wil het alleen in het ware perspectief stellen. Bij een vergelijking tussen lichamelijke oefening en oefening in de Godsvrucht moet de balans volledig doorslaan naar het zich inzetten om geoefend te raken in de Godsvrucht. Zijn doel is aan te tonen dat de geestelijke training een onmetelijke waarde en nut heeft, terwijl de lichamelijke training slechts zeer beperkt nut heeft.

Als er Godsvrucht is, zie je de dingen in het licht van God. Oefening in de Godsvrucht brengt geest, ziel en lichaam in Gods tegenwoordigheid. God belooft de ware zin van het leven te laten zien aan wie zich hierin traint; Hij belooft ook dat Hij kracht zal geven om daaraan invulling te geven. De waarde van zo’n leven is op aarde al groot voor God en de gelovige zelf, en die waarde blijft ook in de toekomst bestaan. Als jij je richt op God en het doen van Zijn wil, maakt Hij Zijn belofte aan jou waar. Je zult dan in het “tegenwoordige” leven al gemeenschap met God genieten en daarmee doorgaan in “het toekomstige leven”. Je neemt het uit dit leven mee de eeuwigheid in.

1Tm 4:9. Je kunt ervan op aan dat het zo is. Met de vaststelling “het woord is betrouwbaar” en de aanmoediging “en alle aanneming waard” wordt het belang van de oefening in de Godsvrucht onderstreept. Omdat het zo’n betrouwbaar woord is – God heeft het immers gezegd –, is het ook alle aanneming waard. Wie het niet aanneemt, doet zichzelf enorm tekort. Je kunt ervan op aan dat dit woord werkelijk nuttig is.

1Tm 4:10. In elk geval is het Paulus alles waard. Hij heeft die belofte goed in het vizier. Die bepaalt zijn leven. En hij weet dat die belofte in het leven van iedere gelovige centraal moet staan. Daarom wijst hij Timotheüs op zijn inzet “hiertoe”. Met inspanning van al zijn krachten, tot aan de rand van uitputting toe – dat is wat het woord “arbeiden” wil zeggen –, wil hij de gelovigen, ook jou, overtuigen van het belang zich te oefenen in de Godsvrucht.

Het is echt zwaar werk om gelovigen hierin ‘bij de les’ te houden, omdat we allemaal vrij snel vergeten waar het in ons leven werkelijk om gaat. Als je daarmee bezig bent, zal dat ook strijd opleveren. Je stuit onherroepelijk op krachten die de gelovigen een andere kant op willen sturen. De strijd die dat oplevert, gaat Paulus niet uit de weg. Ik hoop jij ook niet.

Bij lichamelijke oefening gaat het vaak om de eer van mensen. Om vol te houden in de geestelijke arbeid en strijd moet je je daar niet op richten, maar op de eer van God. Paulus vestigt zijn hoop op “de levende God”. Daar haalt hij de kracht vandaan voor zijn zware werk en de strijd, ook te vertalen door smaad, die daaraan verbonden is. Paulus heeft Hem voor de aandacht. Daar ligt tevens de kracht voor de dienst die Timotheüs moet verrichten en ook voor jou en jouw dienst.

Van die dienst zijn mensen het voorwerp. God geeft van die dienst Zelf het voorbeeld door als ‘de levende God’ een “Onderhouder” te zijn “van alle mensen”. Het doel is dat zij gaan beantwoorden aan wat God van hen vraagt: een Godvruchtig leven. Alleen in een leven met die kwaliteit vindt de mens zijn ware bestemming en bevrediging. Elke andere invulling van zijn leven doet tekort aan God en is schadelijk voor de mens zelf.

God is ‘de levende God’. Hij, Die Zelf altijd heeft bestaan, is de bron van het leven. Uit Hem komt alle leven voort. Echt leven is leven dat Hij geeft en dat voor Hem wordt geleefd. Buiten Hem, ofwel los van Hem, is geen leven. Mensen die buiten Hem leven, zijn dood.

Toch genieten alle mensen in zekere mate wat de gelovigen in onbeperkte mate genieten. Hoewel ongelovigen God er niet voor danken, zorgt Hij toch voor hun lichamen. Hij is daarvan de ‘Onderhouder’ of ‘Heiland’ of ‘Behouder’. Hij is niet de Heiland van de ongelovigen in de zin dat zij voor eeuwig behouden zijn, maar in de zin dat Hij voor hen zorgt door hun voedsel te geven (Hd 14:17). God veracht niets van Zijn schepping, niet het voedsel en het huwelijk en ook niet de mens.

Paulus, die geen garanties voor levensonderhoud heeft, weet wel dat God als Onderhouder van alle mensen, dit “het meest van de gelovigen” is (vgl. Fp 4:19; Rm 8:32; 1Pt 3:12). De zekerheid van de apostel mag ook die van jou zijn, in welke beproeving je je ook bevindt. Het is goed aan de onmetelijke voorrechten te denken die je als verloste mag genieten, en dankbaar te zijn dat je eeuwig leven en een hemelse hoop hebt. Maar vergeet ook nooit de voortdurende en liefdevolle zorg van God die Hij je in de dagelijkse dingen laat zien.

1Tm 4:11. Timotheüs moet de voorgaande dingen ‘bevelen’. ‘Bevelen’ is een sterker woord dan ‘voorhouden’ in 1Tm 4:6. Hij moet met gezag naar voren brengen dat de aangehaalde negatieve dingen achterwege moeten worden gelaten en dat de positieve dingen moeten worden gedaan. Hij moet deze dingen ook leren, dat wil zeggen uitleg geven bij wat bevolen wordt.

Lees nog eens 1 Timotheüs 4:6-11.

Verwerking: Hoe train jij jezelf in de Godsvrucht?

Copyright information for DutKingComments