1 Timothy 5:8

Verschillende groepen weduwen

1Tm 5:7. Timotheüs moet de voorgaande aanwijzingen als een bevel aan de gemeente doorgeven. Hij moet het hun inscherpen. Door naar dit bevel te luisteren zal de gemeente in dit opzicht “onberispelijk zijn”. Buitenstaanders zullen dan geen opmerkingen kunnen maken over gebrek aan zorg of iets dergelijks.

1Tm 5:8. Het is schadelijk voor het getuigenis van de gemeente “als iemand voor de zijnen en vooral voor zijn huisgenoten niet zorgt”. Hiermee komt Paulus terug op wat hij in 1Tm 5:4 heeft gezegd, maar dan nu in negatieve zin. Wie zich niet om zijn moeder of grootmoeder bekommert, geeft geen blijk van eerbied voor Gods waarheid. Zo iemand gaat achteloos voorbij aan wat God in Zijn Woord heeft gezegd. Door een dergelijke houding wordt “het geloof verloochend”. Er kan wel een fraaie belijdenis zijn, maar als de daden het tegendeel bewijzen, is er sprake van verloochening.

In dat geval gedraagt een gelovige zich “erger dan een ongelovige”. Ongelovigen voelen soms beter aan wat passend is ten opzichte van hun ouders en grootouders dan gelovigen. Het is een wangetuigenis als een gelovige nalaat de eenvoudigste en meest voor de hand liggende beginselen van christelijke barmhartigheid in praktijk te brengen tegenover hen die het dichtst bij hem staan.

1Tm 5:9. Nu gaat Paulus iets zeggen over de zorg die de gemeente heeft voor de weduwen. Weduwen die in aanmerking komen voor ondersteuning, moeten op een lijst worden geschreven. Om op die lijst geplaatst te kunnen worden moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. In de eerste plaats is er een leeftijdsgrens. Een weduwe wordt pas “ingeschreven als zij niet minder dan zestig jaar oud” is. De leeftijd van zestig jaar was in het Romeinse rijk de leeftijd waarop men oud was en niet meer hertrouwde.

Verder zijn er ook enkele voorwaarden die te maken hebben met de tijd dat ze getrouwd was. Ze moet “de vrouw van één man” zijn geweest, wat haar huwelijkstrouw bewijst.

1Tm 5:10. Naast het getuigenis van haar huwelijk moet ze ook getuigenis hebben gegeven “door haar goede werken”. Door deze werken heeft zij de Heer verheerlijkt en van Hem getuigenis gegeven in de wereld.

Deze goede werken zijn op verschillende wijzen tot uiting gekomen. Zo heeft “zij kinderen opgevoed”. Misschien hoeven we dat niet te beperken tot haar eigen kinderen, maar kan het ook slaan op kinderen in het algemeen, kinderen van anderen die aan haar zorg waren toevertrouwd.

Ze heeft ook “gastvrijheid bewezen”. Dit is een bijzonder kenmerk van de vrouw. Zij zette zich in voor hen die in haar huis kwamen. Het is ook van toepassing op mannen. Het wordt genoemd als een kwaliteit van de opziener (1Tm 3:2). Het behoort feitelijk iedere gelovige te kenmerken (Hb 13:2; Rm 12:13). Bij een gastvrije ontvangst heeft ze getoond dat het slavenwerk van voeten wassen niet te gering voor haar was. Ze heeft de vermoeide geloofsgenoot verkwikt. In dit werk is zij een trouwe volgeling van de Heer Jezus geweest (Jh 13:1-17).

Ze heeft ook “aan verdrukten hulp verleend”. Hierin toonde zij haar medelijden en barmhartigheid aan hen die onder een bepaalde druk stonden. Dat kon zijn door de omstandigheden, bijvoorbeeld ziekte of werkeloosheid, of door tegenstand van mensen, vijandschap om het geloof. Veel gelovigen waren hun bezittingen kwijtgeraakt (Hb 10:34) en hadden in hun nood hulp nodig. Deze weduwen hebben die hulp verleend.

Paulus sluit de opsomming van goede werken af met “als zij zich op alle goed werk toegelegd heeft” als een samenvatting van alle overige werk. Het goede werk hier kun je ook omschrijven als weldadigheid. Het is elk werk waarin de wens om anderen goed te doen tot uitdrukking komt. Zich daarop toeleggen geeft haar gezindheid en instelling aan. Hoewel het gaat om weduwen, is dit toch wel een gezindheid en instelling waar we allemaal naar mogen verlangen om zo dienstbaar te zijn.

1Tm 5:11. Bij een goede regeling, zoals deze voor de weduwen van zestig jaar en ouder, bestaat altijd het gevaar van misbruik. Er waren in de dagen van Paulus ook weduwen die meenden voor ondersteuning in aanmerking te komen, maar die moesten worden afgewezen. Het betreft de “jongere weduwen”.

Paulus motiveert zijn afwijzing. Deze weduwen worden niet persoonlijk afgewezen, maar alleen hun verzoek om op de genoemde lijst geplaatst te worden. Financiële onafhankelijkheid kan tot gevolg hebben dat de jonge weduwen hun afhankelijkheid van God vergeten. Dat zou hen voeren tot een houding en gedrag die nader worden beschreven.

Het gevaar bestaat namelijk dat zij zich bij inschrijving “in zinnelijkheid tegen Christus keren”. Dit geldt niet algemeen, maar er zou zich een verkeerde geest van hen meester kunnen maken.

Het woord ‘zinnelijk’ is de vertaling van een woord waarbij gedacht wordt aan zowel comfort en weelde als seksuele bevrediging. Een nieuwe man zou dit soort leven dat zij wensten mogelijk maken. Dat leven doet echter in niets meer denken aan het leven dat zij kennelijk eerst hadden geleid (1Tm 5:12). Het is leven op een ik-gerichte manier, wat betekent dat zij zich tegen Christus keren. Zulke weduwen moest Timotheüs afwijzen, want hun eigen wil stond centraal.

De wens om te trouwen is niet verkeerd. Even verderop staat zelfs dat jonge weduwen moeten trouwen (1Tm 5:14). Maar Paulus spreekt hier over verkeerde motieven die aan die wens ten grondslag liggen. Het wegnemen van de man is een spreken van God. Hij heeft iets te zeggen.

1Tm 5:12. Al Gods handelen heeft een doel. Jonge weduwen kunnen dat vergeten. Dan “willen zij trouwen en zijn schuldig” omdat zij aan vleselijke verlangens gehoor geven. Door dit gedrag laten ze zien dat zij “hun eerste geloof verworpen hebben”. Toen ze nog getrouwd waren en ook de eerste tijd dat ze weduwe waren, toonden deze vrouwen Godsvertrouwen. Nu willen ze echter in onafhankelijkheid van God hun eigen weg bepalen.

1Tm 5:13. Een ander gevaar van financiële onafhankelijkheid is dat ze niet hoeven te werken en daardoor over veel vrije tijd beschikken Wie niet langer leeft in vertrouwen op God, brengt haar tijd op een verkeerde manier door. In plaats van in haar eigen huis haar taak te verrichten verzuimt ze haar werk en gaat zij onrust en onheil stichten in andere gezinnen. Ze leert zichzelf daarmee een verkeerd gedrag aan en wordt een ‘professionele leegloper’.

En niet alleen haar aanwezigheid brengt onrust mee, ze praat ook veel. Haar gepraat is onzin en heeft een lasterend karakter. Ze bemoeit zich ongevraagd met andermans zaken die haar niets aangaan (2Th 3:11) en houdt anderen van hun werk. Wie op deze onzinnige manier druk bezig is met anderen, verwaarloost altijd de eigen verantwoordelijkheden. De wereld neemt dat waar en zal zo iemand bespotten (1Pt 4:15).

Lees nog eens 1 Timotheüs 5:7-13.

Verwerking: Ga eens na welke aanwijzingen, die in de eerste plaats voor weduwen gelden, ook voor jou kunnen gelden.

Copyright information for DutKingComments