2 Chronicles 11:3

Inleiding

Rehabeam is de eerste koning van Juda in de situatie van een in twee delen gescheurd rijk, waarvan hij de directe oorzaak is. Naar de bedoeling van de kroniekschrijver wordt de geschiedenis van Rehabeam als nakomeling van David beschreven vanuit het oogpunt van Gods genade. De nadruk ligt dan ook op wat prijzenswaardig is bij Rehabeam. We zien dat hij

1. Gehoorzaam is aan het woord van God dat door de profeet tot hem komt (2Kr 11:1-4),

2. Zijn koninkrijk versterkt door steden te versterken (2Kr 11:5-12),

3. Een toevlucht wordt voor priesters en Levieten uit het tienstammenrijk (2Kr 11:13-17) en

4. Zich vernedert voor de HEERE (2Kr 12:5-12).

Verbod om tegen Israël op te trekken

Rehabeam laat de scheuring niet over zijn kant gaan (2Kr 11:1). Hij wil Israël weer aan zich onderwerpen. Daarvoor brengt hij een groot en geoefend leger op de been. De HEERE richt echter het woord tot “Semaja, de man Gods”, om tegen Rehabeam en heel Israël dat in Juda en Benjamin is, Zijn woord te spreken (2Kr 11:2-3).

Een man Gods is iemand die in Gods wegen gaat als de massa daarvan afwijkt. Een man Gods is de man of vrouw die Gods rechten en kenmerken erkent, handhaaft en vertoont in een situatie waarin daarmee geen rekening wordt gehouden. Timotheüs is in het Nieuwe Testament de enige die zo wordt genoemd (1Tm 6:11) en aan wie Paulus de algemene kenmerken van een man Gods beschrijft (2Tm 3:16-17).

Het woord van de HEERE verbiedt Rehabeam om tegen zijn broeders op te trekken of tegen hen te strijden (2Kr 11:4). De reden daarvan lijkt niet zozeer te zijn dat hij geen burgeroorlog zou mogen beginnen, maar meer dat hijzelf de oorzaak, de directe aanleiding is van de scheuring. Hij kan het kwaad niet gewapenderhand ongedaan maken. Je kunt niet door de Heer gebruikt worden om aan anderen vermaningen uit te delen als je zelf vermaning nodig hebt.

Een andere reden is dat deze zaak bij de HEERE vandaan is gekomen. Hij heeft het toegelaten, waardoor Zijn woord hierover tot Jerobeam in vervulling is gegaan (1Kn 11:31). Het laat zien dat God niet overvallen wordt door de zonde. Dat betekent niet dat God aanzet tot de zonde. God kan niet zondigen en zet ook niemand ertoe aan (Jk 1:13b).

We kunnen de situatie die in Israël is ontstaan, toepassen op de tegenwoordige situatie in de gemeente. We zien dat er scheuringen zijn. Dat God toelaat dat er scheuringen zijn, is “opdat de beproefden onder u openbaar worden” (1Ko 11:19). In de gemeente worden we ook niet opgeroepen de scheidingen ongedaan te maken. We worden opgeroepen “de eenheid van de Geest te bewaren in de band van de vrede” (Ef 4:3). De eenheid van de Geest kunnen we niet maken, want het is een bestaande eenheid. We moeten die bewaren en dat doen “met hen die de Heer aanroepen uit een rein hart” (2Tm 2:22).

Rehabeam en zijn manschappen zijn zo verstandig om naar “de woorden van de HEERE” uit de mond van de man Gods te luisteren. Ze trekken niet tegen Jerobeam op, maar keren terug naar huis.

Copyright information for DutKingComments