2 Chronicles 18:8

De boodschap van de valse profeten

Toch stemt Josafat niet zomaar in met het voorstel van Achab. Het is alsof zijn geweten tegen hem zegt dat hij eerst de HEERE moet raadplegen (2Kr 18:4). Dat zegt hij dan ook tegen “de koning van Israël”, dat wil zeggen tegen de man die over Gods volk regeert. Het tekent de tragiek en de afval van Israël en zijn leider. Dat Josafat het voorstelt, is wel mooi, maar het is te laat. Hij heeft zijn medewerking aan deze expeditie al toegezegd. Als de HEERE op een dergelijk verzoek toch nog antwoord geeft, kan dat antwoord vanwege de situatie alleen maar oordeel inhouden.

Achab roept eerst zijn eigen profeten bij elkaar (2Kr 18:5). Dat zijn profeten die hij zelf heeft verzameld en die zijn gehoor strelen, zoals we dat ook in onze dagen, de laatste dagen van de christenheid, tegenkomen en waarvoor we worden gewaarschuwd (2Tm 4:3-4). Als Achab hun de vraag stelt of ze ten strijde zullen trekken, nemen deze valse profeten vermetel de Naam van God in de mond en garanderen in Zijn Naam een voorspoedige weg. Zij zijn profeten die spreken wat de mensen graag horen, en dat is zeker niet de waarheid (Js 30:10; Ez 13:7; Mt 7:22-23). Josafat laat zich daardoor echter geen zand in de ogen strooien (2Kr 18:6). Hoewel de vierhonderd profeten een eensluidende uitspraak hebben gedaan, vraagt hij of er niet “nog” een profeet van de HEERE is.

Met deze vraag kan Josafat twee dingen bedoelen. Hij kan vragen of er naast deze vierhonderd profeten nog een profeet, maar dan van dezelfde soort is, waarbij hij de indruk geeft dat hij deze vierhonderd profeten ook als profeten van de HEERE ziet. Hij kan ook bedoelen, en dat lijkt meer het geval te zijn, dat hij nog een profeet van de HEERE, een echte profeet, wil horen, waarmee hij in bedekte termen aangeeft dat die vierhonderd voor hem geen echte profeten van de HEERE zijn. Hij is al zozeer verstrikt in de val die Achab voor hem heeft opengezet, dat hij geen duidelijk getuigenis meer kan geven. Het is dwaas om de leiding van de HEERE te vragen als we onze beslissing al hebben genomen.

Achab kan niet om de vraag van Josafat heen (2Kr 18:7). Hij moet Micha laten komen, de man die hij als een onheilsprofeet ziet. Achab weet wel dat Micha een echte profeet is. Dat zien we ook bij koning Zedekia ten opzichte van Jeremia (Jr 37:17) en bij Herodes ten opzichte van Johannes de doper (Mk 6:20a). Achab haat Micha. Die man is voor hem met onheil verbonden en niet met het feit dat hij het woord van de HEERE spreekt.

Het is absurd om Micha te haten en te willen doden omdat hij hem de waarheid over toekomstige dingen vertelt. Het is net zo dwaas als het is voor een bewoner van een huis om zijn hond dood te schieten die maar blijft blaffen om hem te waarschuwen voor een inbreker. Zo worden de Bijbel, de prediker en ook de gemeente gehaat om dezelfde reden. Zij hebben geen hoopvolle boodschap voor de toekomst van de wereld, maar kondigen het oordeel erover aan.

Achabs veroordeling van de profeet Micha gaat Josafat te ver. Hij zegt tegen Achab dat hij niet zo moet spreken. Hier zien we dat het nieuwe leven toch bij Josafat aanwezig is. Het is een getuigenis, hoewel een slap getuigenis.

Achab doet wat Josafat wil. Hij roept een hoveling en geeft hem de opdracht Micha, de zoon van Jimla, te halen (2Kr 18:8). De vraag van Josafat om een echte profeet te halen en zijn berisping van Achab veranderen niets aan zijn tweeslachtige houding. Hij blijft waar hij is, bij Achab. Zowel Achab als hij zit op een troon en zijn allebei in ambtsgewaad gekleed (2Kr 18:9). Ze zitten bij de dorsvloer. De dorsvloer is een beeld van uitzuiverend oordeel. Het is de plaats waar het kaf van het koren wordt gescheiden. Deze scheiding zal zo dadelijk ook gebeuren.

Terwijl de bode onderweg is om Micha te halen, treden de profeten van Achab verder op. De profeet Zedekia neemt de woorden “zo zegt de HEERE” (2Kr 18:10) in de mond en voorspelt een grote overwinning. Vandaag nemen ook veel zogenaamde profeten de woorden ‘zo zegt de Here’ in de mond (2Kr 18:11). Ze hebben het altijd over voorspoed. Het zijn echter leugenprofeten, met een mond “gladder dan boter” en woorden “zachter dan olie” (Ps 55:22).

Copyright information for DutKingComments