2 Chronicles 2:11-16

Hiram zegt toe te helpen

Hiram antwoordt door middel van een brief. Zijn antwoord is mooi. Hij herkent de liefde van de HEERE voor Zijn volk in Zijn aanstelling van Salomo tot koning over Zijn volk. Hij prijst ook de HEERE als de God van Israël en daarna als de Schepper van hemel en aarde. Hij lijkt ermee te zeggen dat de HEERE met de aarde in verbinding staat door middel van Israël. Dat zal in elk geval in het vrederijk het geval zijn. Dan zal Israël het middel zijn waardoor God zegen voor de hele aarde heeft. Die zegen zal Israël ten deel vallen door de ware Salomo, de wijze Zoon van David, Die dan zal regeren.

De brief van Hiram is ook een soort ‘aanbevelingsbrief’ (vgl. 2Ko 3:1; Hd 9:27). In de brief getuigt hij van de man die hij zal sturen en de kwaliteiten die deze heeft (2Kr 2:13-14). We kunnen hieruit wel de les trekken dat wij van een goede geestelijke ontwikkeling die we in anderen zien, een getuigenis mogen geven waar en wanneer dat nodig is.

Behalve bedreven in het werk is Hiram Abi ook creatief om “elk ontwerp te bedenken”. Hij bedenkt echter niet op eigen initiatief, hij luistert niet naar eigen ingevingen, maar bedenkt ontwerpen “naar het hem aangegeven zal worden”. We mogen creatief zijn in het bouwen aan Gods huis, maar het moet gebeuren naar de richtlijnen die ons in Gods Woord worden aangegeven.

De kwaliteiten van de man die Hiram stuurt, vertonen veel overeenkomsten met de kwaliteiten van Bezaleël, de maker van de tabernakel (Ex 31:3-5). We zien deze kwaliteiten in geestelijk opzicht terug in de dienst van Paulus in de gemeente in Kolosse. Zijn inspanningen zijn erop gericht de gelovigen in Kolosse door middel van onderwijs en waarschuwingen te vormen (Ko 1:28). Zoals Hiram Abi samenwerkt met wijzen van Hiram en wijzen van David (2Kr 2:14), werkt Paulus ook samen met anderen (Ko 4:7-13).

Hiram is ook bedacht op het welzijn van zijn werkers (2Kr 2:15) en vraagt Salomo het toegezegde voedsel voor hen te sturen. Door de kracht van dit goede voedsel kan er aan het werk gegaan worden.

De bomen die nodig zijn voor de bouw, worden in vlotten over zee naar Jafo en vandaar naar Jeruzalem getransporteerd (2Kr 2:16). Dat kunnen we als volgt toepassen. Allen die pas bekeerd zijn, de baby’s in Christus, moeten op weg worden geholpen naar hun juiste plaats in het heiligdom. Dat gebeurt eerst over zee, een beeld van de moeiten waar ze doorheen moeten (vgl. 1Th 3:3-4). Daarna moeten ze verder gedragen worden naar het heiligdom. Dat gebeurt door ‘lastdragers’, rijpere gelovigen die zorg hebben voor jongbekeerden. Zij vertellen hun over de gemeente en de plaats die ze daarin hebben.

Copyright information for DutKingComments