2 Chronicles 20:23

De HEERE verslaat de vijand

De volgende dag, de dag na alle bemoedigende toezeggingen, staan ze vroeg op en vertrekken naar de woestijn van Tekoa (2Kr 20:20). Mogelijk omdat de overweldigende indrukken van gisteren enigszins zijn verzwakt, houdt Josafat halt en spreekt het volk vlak voor het vertrek toe. Hij roept hen op naar hem te luisteren, want hij heeft nog twee krachtige bemoedigingen voor hen.

Zijn eerste aansporing is om op de HEERE, Die ze als hun God kennen, te vertrouwen. Als ze dat doen, en alleen dan, zullen ze standhouden voor de vijand en niet gaan beven. De tweede aansporing is om te vertrouwen op de profeten van de HEERE, want zij hebben Zijn woorden tot hen gesproken. En is er ooit een woord dat de HEERE gesproken heeft, onvervuld gebleven? Welnu, als ze op Zijn profeten vertrouwen, dat wil zeggen als ze op Zijn Woord vertrouwen, zullen ze voorspoedig zijn en de overwinning behalen.

Na zijn bemoedigende toespraak pleegt Josafat overleg met het volk (2Kr 20:21). Het resultaat van het overleg is dat ze voor de HEERE zangers aanstellen om Hem, Die hier “de heilige Majesteit” wordt genoemd, te prijzen. Het is alsof de lofzang van de vorige dag nog naklinkt in hun oren en harten en ze daarmee verder willen gaan. Het lofprijzen van de HEERE geeft kracht. De lofprijzing is hier gericht op de heilige Majesteit, dat wil zeggen op de HEERE in Zijn volkomen afzondering van het kwaad (heilig) en Zijn volkomen verhevenheid boven het kwaad (Majesteit).

De zangers trekken voor de gewapende mannen uit. De wapens zullen niet kletteren, want de HEERE heeft gezegd dat Hij zal strijden. Dat de mannen gewapend zijn, is dan ook niet om te strijden, maar om de overwinning te bevestigen. Lofprijzing gaat voor de overwinning uit. Overwinning volgt op de lofprijzing. De inhoud van de lofzang, “loof de HEERE, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig”, is het grote refrein van het vrederijk (Ps 136:1-26).

Op hetzelfde ogenblik dat gejuich en lofzang klinken, verslaat de HEERE door hinderlagen de vijanden (2Kr 20:22). Het volgende vers laat zien hoe de overwinning wordt behaald (2Kr 20:23). De HEERE zet de vijanden tegen elkaar op. Zonder enige tussenkomst van een mens wordt de overwinning behaald.

Zo heeft de Heer Jezus ook de overwinning op het kruis behaald en wij mogen daar de vruchten van plukken. Het is niet nodig voor christenen om een uiterlijke, valse godsdienst uit te roeien. Zo’n godsdienst roeit zichzelf uit omdat zij in zichzelf het zaad van haar eigen verwoesting draagt.

Wat Israël alleen nog heeft te doen, is kijken naar het resultaat en de vruchten ervan plukken. Ze zien het resultaat bij “het uitkijkpunt in de woestijn” (2Kr 20:24). Vandaaruit zien ze alleen dode vijanden. Niemand is ontkomen, zoals er ook niemand aan het uiteindelijke oordeel van God zal ontkomen. Dat de overwinning enkel en alleen Gods werk is, komt niet vaak voor, want God maakt meestal gebruik van Zijn volk om vijanden te verslaan. God is echter niet gebonden aan bepaalde methoden. Zijn keus is altijd zo, dat Hij in het resultaat verheerlijkt wordt.

Josafat en het volk mogen in dit geval voor zichzelf roven van de buit (2Kr 20:25). Ook dat is niet vanzelfsprekend (Jz 6:18; 1Kr 18:11). Hier staat God het toe. Ze nemen van de buit zoveel ze kunnen dragen. Ze kunnen lang niet alles in één keer dragen, zo veel is er. De buit is zo groot, dat ze drie dagen bezig zijn met het roven ervan.

Na drie dagen roven komt het volk op de vierde dag samen in “Emek-Beracha”, wat betekent ‘dal van de lofprijzing’ (2Kr 20:26). Het dal van de lofprijzing krijgt hier zijn naam. De samenkomst vindt hier plaats en niet in Jeruzalem bij de tempel. In een toepassing voor ons herinnert het ons eraan dat ook buiten de samenkomst van de gemeente God lofprijzing wil ontvangen zodra daar aanleiding toe is. We hoeven daarmee niet te wachten tot we als gemeente samenkomen, waar daartoe speciaal de gelegenheid is als we samenkomen aan de tafel van de Heer om Zijn dood te verkondigen in het gebruik van Zijn avondmaal.

Na deze spontane uiting van lofprijzing voor de overwinning keren de mannen, met Josafat aan het hoofd, vol blijdschap naar Jeruzalem terug (2Kr 20:27). De aanleiding van hun blijdschap is wat de HEERE met hun vijanden heeft gedaan. In Jeruzalem aangekomen gaan ze onder muzikale begeleiding naar het huis van de HEERE (2Kr 20:28). Hiervandaan zijn ze vertrokken en hiernaar keren ze terug.

Zo is ook voor ons de gemeente de plaats van vertrek voor alles wat we voor de Heer mogen doen en de plaats waarnaar we terugkeren nadat we iets voor de Heer hebben mogen doen (vgl. Hd 14:26-27). Op die manier mogen we delen met de ‘thuisgemeente’ wat de Heer heeft gedaan en samen Hem daarvoor verheerlijken.

Het nieuws van de overwinning van de HEERE over de vijanden van Israël bewerkt dat er “grote vrees voor God” komt “over alle koninkrijken van de landen” die ervan horen (2Kr 20:29). Dit is altijd het resultaat als God met en voor Zijn volk werkt. Het betekent niet dat de volken God gaan zoeken. Het is meer zo, dat zij zich wel tweemaal zullen bedenken voordat ze tegen Israël ten strijde trekken, tegen een volk met een zo machtige God. Het resultaat is dat door deze tussenkomst van God het koninkrijk van Josafat rust heeft van rondom (2Kr 20:30).

Er is nog op te merken dat deze geschiedenis ook een profetische betekenis heeft. Zoals de Geest van de HEERE op Jahaziël komt (2Kr 20:14), zo zal volgens Joël 2 in de eindtijd de Geest op heel Israël komen, dat wil zeggen op het gelovig overblijfsel dat dan heel Israël is (Jl 2:28-29; vgl. Rm 11:25-26). In Joël 3 wordt twee keer verwezen naar deze geschiedenis (Jl 3:2; 12). Het “dal van Josafat” dat daar wordt genoemd, is waarschijnlijk hetzelfde als “Emek-Beracha” (‘dal van de lofprijzing’) in dit hoofdstuk (2Kr 20:26). In Joël 2 zien we eenzelfde voorbereiding op het treffen met de vijand als hier (Jl 2:15-17).

Copyright information for DutKingComments