2 Chronicles 23:2

Inleiding

De geschiedenis van Joas is hier feitelijk de geschiedenis van Jojada. Jojada is de hoofdpersoon in dit hoofdstuk. Hij moet hier al boven de negentig jaar oud zijn en bij zijn optreden een eerbiedwaardige verschijning. Als hij sterft, blijkt de waardering voor hem: hij wordt begraven bij de koningen (2Kr 24:16).

Het verbond met de koning

“Het zevende jaar” (2Kr 23:1) is het jaar na de zes jaar waarover in het laatste vers van het vorige hoofdstuk is gesproken (2Kr 22:12). Joas is zes jaar in de tempel verborgen gebleven. De tijd van zijn openlijke optreden om zijn koningschap te aanvaarden is aangebroken. Tijdens zijn verberging hebben twee vrouwen, Josabat en de voedster, voor Joas gezorgd. Nu hij openlijk als koning tevoorschijn zal komen, treedt Jojada op de voorgrond.

Jojada is een voorzichtig man. Hij houdt de jongen verborgen, totdat de tijd rijp is om hem te vertonen. Voordat het zover is, verstevigt hij zijn positie. Hij begint ermee de bevelhebbers over honderd – de legerofficieren, door wie hij zich van de steun van het leger verzekert – en vijf met name genoemde mannen met zich in een verbond te betrekken. Als wij een plan hebben om iets voor de Heer te doen, is het ook belangrijk daarbij de juiste mensen te betrekken. Het gaat om medewerkers die hetzelfde doel voor ogen staat en zich door de Heer geroepen weten. Paulus maakt ook zorgvuldige keuzes in wie hij wel en ook wie hij niet mee wil nemen op zijn zendingsreizen.

De volgende stap van Jojada is dat hij de vijf genoemde mannen laat rondtrekken in Juda om de Levieten en de familiehoofden op te roepen naar Jeruzalem te komen (2Kr 23:2). Bij de oproep zal niet gezegd zijn dat het om een protestbijeenkomst gaat. Misschien is er gezegd dat het is om een feestdag te houden. Zoiets zal de minste argwaan bij Athalia wekken.

Als we weten dat de Heer iets heeft gezegd, is dat genoeg om in geloof te gaan handelen. Een opwekking begint, net als hier bij Jojada, bij een enkeling, in een kleine kring, maar die kennis heeft of krijgt van de verborgen Christus. De kring wordt steeds groter en velen worden erin betrokken – waardoor er ook kaf onder het koren kan komen en de opwekking weer wegebt. Na de bevelhebbers en vijf mannen volgen de Levieten, de familiehoofden en de hele gemeente.

Dan sluit heel de bijeenvergaderde gemeente een verbond met de koning (2Kr 23:3). Dat gebeurt in het huis van God, dat wil zeggen voor Gods aangezicht. Daarbij richt Jojada met de woorden “zie, de zoon van de koning” de ogen van allen op Joas. Hij onderstreept zijn handeling met een verwijzing naar wat de HEERE Zelf heeft gezegd. Het is geen eigenmachtige handeling, maar in overeenstemming met wat “de HEERE met betrekking tot de zonen van David gesproken heeft”.

In deze kleine jongen ligt de hoop voor de toekomst. Christus is ook niet in tel, toch is Hij “de hoop van de heerlijkheid” (Ko 1:27). Zoals is geprobeerd om Joas om te brengen, maar die daaraan is ontkomen door ‘te vluchten’ in het huis van de HEERE, zo is getracht de Heer Jezus om te brengen en Hij ontkwam door te vluchten naar Egypte. Daarna groeide Hij op in verborgenheid, in de dingen van Zijn Vader, tot de tijd van Zijn openbare optreden was aangebroken.

Zo is het ook met Joas. Tot zijn openlijke aanstelling als koning zit hij “in de schuilplaats van de Allerhoogste” en overnacht hij “in de schaduw van de Almachtige” (Ps 91:1). Hij woont in zijn jonge jaren ”in het huis van de HEERE, al de dagen” (Ps 27:4). Laat dat ook onze toevlucht en ons leven zijn, want ook ons “leven is met Christus verborgen in God” (Ko 3:3).

Copyright information for DutKingComments