2 Chronicles 26:23

De dood van Uzzia

De kroniekschrijver verwijst voor het overige van de geschiedenis van Uzzia niet zoals gebruikelijk naar de archieven van de koningen, het boek van de koningen van Israël en Juda, maar naar wat Jesaja over hem heeft geschreven (2Kr 26:22). Jesaja heeft onderzoek gedaan naar de lange regering van Uzzia en heeft dat beschreven. In het boek Jesaja heeft de Heilige Geest van die beschrijving alleen laten opschrijven wat nuttig is voor ons om te weten.

Als Uzzia sterft, wordt hij begraven op een plaats die het gevolg is van zijn melaatsheid (2Kr 26:23). Hij wordt niet begraven bij de koningen, maar “op het veld bij het graf dat van de koningen was”, waarschijnlijk een aangrenzend veld. Zijn zoon Jotham wordt koning in zijn plaats.

In het sterfjaar van Uzzia wordt Jesaja, een van de grootste profeten van Israël, tot zijn dienst geroepen (Js 1:1; Js 6:1). Bij die gelegenheid ziet Jesaja de heerlijkheid van de HEERE, dat is de heerlijkheid van de Heer Jezus (Js 6:1; Jh 12:41). In het licht van die heerlijkheid is niet alleen Uzzia, maar het hele volk en ook Jesaja onrein. Maar er is tevens sprake van verzoening (Js 6:5-7).

Over de tijd die na de dood van Uzzia in Israël aanbreekt en over de geestelijke toestand van het volk, kunnen we veel in het boek van de profeet Jesaja vinden. De profeet Hosea predikt eveneens in die tijd en zijn profetie werpt ook licht op de geestelijke toestand waarin het volk verkeert (Hs 1:1).

Copyright information for DutKingComments