2 Chronicles 26:4

Inleiding

In dit hoofdstuk en de tien volgende hoofdstukken hebben we de geschiedenis van Uzzia en nog tien andere koningen. In de dagen van deze koningen profeteren de meeste profeten van wie we een bijbelboek hebben. Dat betreft zowel de zogenaamde grote als kleine profeten. Wat in de boeken van deze profeten staat, werpt veel licht op deze elf hoofdstukken. Het is zeer aan te bevelen de boeken van de profeten te lezen en ter harte te nemen.

In dit hoofdstuk hebben we weer twee delen. Het eerste deel laat een opgaande lijn zien, met daarin de macht en voorspoed van Uzzia (2Kr 26:1-15). Het tweede deel laat een neergaande lijn zien, met daarin de hoogmoed, ziekte en dood van Uzzia (2Kr 26:16-23).

Uzzia koning van Juda

Als Amazia is gedood, wordt Uzzia koning (2Kr 26:1). Hij wordt dat op een bijzondere manier, namelijk doordat “heel het volk van Juda” hem koning maakt. Deze opmerkelijke gang van zaken duidt er wellicht op dat men in Jeruzalem andere gedachten met betrekking tot de opvolging heeft. Maar God gebruikt hier de wil van het volk om een lamp voor het huis van David brandend te houden. Uzzia – ook Azaria genoemd (2Kn 15:1-7) – is pas zestien jaar oud als hij koning wordt.

De eerste daad die van Uzzia beschreven staat, is dat hij de havenplaats Eloth of Elath uitbouwt en weer onder het gezag van Juda brengt (2Kr 26:2). Eloth is belangrijk voor de handel over zee. Dat hij dit doet “nadat de koning bij zijn vaderen te ruste gegaan was”, doelt waarschijnlijk op de dood van de koning van Edom. Herstel van verloren gegaan gebied kan alleen plaatsvinden als de HEERE erkend wordt in Zijn gezag.

God is de God van herstel. Als Hij herstel geeft, is dat om ons er geestelijk sterker door te maken. Dat zien we ook bij Petrus, die na zijn herstel door de Heer wordt gebruikt om zijn broeders te versterken (Lk 22:31-32). Petrus is na zijn verloochening van de Heer door Hem hersteld en heeft door zijn brieven zijn broeders in hun geloof versterkt.

Nog eens wordt gezegd dat Uzzia zestien jaar oud is als hij koning wordt (2Kr 26:3; 2Kr 26:1). Dat legt nadruk op zijn leeftijd. Het laat zien dat God grote waarde hecht aan jonge mensen die voor Hem willen leven. Andere voorbeelden daarvan hebben we in Jozua, Samuel, Salomo, Joas en Timotheüs. Uzzia is, op Manasse na, de langst regerende koning. Hij regeert liefst tweeënvijftig jaar, van 791-740 v.Chr. Ook van hem wordt de naam van zijn moeder vermeld, met de plaats waar zij vandaan komt. Zij heeft, zoals gebruikelijk is bij moeders, een grote invloed op zijn ontwikkeling gehad. Ook zal ze hem tijdens zijn eerste regeringsjaren hebben geholpen zijn taak goed te verrichten.

De regering van Uzzia wordt beschreven door die te vergelijken met de regering van zijn vader (2Kr 26:4). Hij doet, net als zijn vader Amazia, wat juist is in de ogen van de HEERE. Dat betreft dan wel, net als bij zijn vader, het eerste deel van zijn leven, want aan het einde van zijn leven wijkt hij, net als zijn vader, van de HEERE af.

Het gaat goed met Uzzia zolang hij de HEERE zoekt (2Kr 26:5). Daarbij wordt hij, zoals dat ook gebeurde bij zijn grootvader Joas (2Kr 24:2), door iemand geholpen. Uzzia heeft in Zacharia iemand die hem “leerde op God te zien, om God te zoeken”. Zacharia moet een bijzondere omgang met God hebben gehad. Het juiste onderwijs komt uit gemeenschap met God in het heiligdom, niet van een theologische hogeschool. Het is voor Uzzia een geweldige zegen zo’n man naast zich te hebben. Een dergelijke situatie is een zeldzaamheid (2Kr 15:3).

Er ligt een taak voor oudere, geestelijke gelovigen om jonge gelovigen te leren op God te zien door in Zijn Woord te lezen, want Hij openbaart Zich in Zijn Woord. Het is ook nodig jonge gelovigen te leren God te zoeken in het gebed. Het is te wensen dat jonge gelovigen het geweldige voorrecht van zulke aansporingen erkennen en daarnaar handelen. Hier ligt ook een grote verantwoordelijkheid voor vaders ten opzichte van hun kinderen.

Copyright information for DutKingComments