2 Chronicles 28:19

Verdere tucht van de HEERE

Achaz is niet door tucht en ook niet door de zojuist verleende genadebewijzen tot een erkenning van zijn zonden te brengen. “In die tijd”, dat is de tijd dat hij bedreigd wordt door de koning van Syrië en de koning van Israël, neemt hij niet de toevlucht tot God, maar hij zoekt steun bij de koningen van Assyrië (2Kr 28:16). Verder zijn er nog Edomieten gekomen die Juda hebben verslagen en gevangenen hebben weggevoerd (2Kr 28:17; Ob 1:11; Jl 3:19). Ook de Filistijnen melden zich (2Kr 28:18). Zij nemen diverse plaatsen in en gaan daar wonen.

De handelwijze van Achaz bezorgt Gods volk enorme verliezen aan gebied en vrijheid. Zo gaat het ook met levens van mensen die van God afwijken. Ze raken hun zegeningen en vrijheid kwijt. Mogelijk menen ze juist in vrijheid te leven omdat ze het leven naar Gods wil als een juk ervaren. Ze zullen echter ervaren dat leven zonder God een leven in slavernij van de zonde is.

De HEERE staat achter dit alles. Hij vernedert Juda (2Kr 28:19) omdat Achaz, de leider van Zijn volk, het volk voorgaat in het plegen van trouwbreuk tegen Hem. Het hele beleid van Achaz is erop gericht het volk ervan te weerhouden God te dienen. Dit is een grote oneer voor Hem. Zulk handelen kan Hij niet ongestraft laten. Achaz laat zich echter door niets bewegen om zich “onder de krachtige hand van God” te vernederen (1Pt 5:6). Dat zien we ook in het vervolg.

Copyright information for DutKingComments