2 Chronicles 28:24

Verdere ontrouw van Achaz

Het verzoek van Achaz aan de koningen van Assyrië om hem te helpen (2Kr 28:16) heeft een averechtse uitwerking (2Kr 28:20). De koning van Assyrië komt wel naar Achaz toe, maar dat is niet om hem te helpen. Integendeel, hij brengt Achaz in het nauw. Hij is een nieuwe vijand van Achaz, de zoveelste. Achaz haalt het huis van de HEERE, zijn eigen huis en de huizen van de rijke vorsten leeg om de koning van Assyrië op zijn hand te krijgen (2Kr 28:21). Het is allemaal tevergeefs. Hij blijft alleen in zijn ellende met allemaal vijanden die hem het leven erg moeilijk maken.

Het heeft ook geen effect op zijn verhouding tot de HEERE. Zijn nood drijft hem niet naar de HEERE. Hij gaat door met zijn ontrouw aan Hem (2Kr 28:22). In zijn dwaasheid neemt hij zelfs de toevlucht tot de goden van Damascus en offert aan hen (2Kr 28:23). Hij vervangt eenvoudig de God van Israël door de afgoden van Syrië.

De Heilige Geest vermeldt de dwaze redenering die hij daarvoor volgt. Hij redeneert dat de goden van de koningen van Syrië hen aan de overwinning helpen. Daarom wil hij zich ook van hun steun verzekeren door aan hen te offeren. Voor het brengen van die offers heeft Achaz zelfs het altaar van Damascus nagemaakt (2Kn 16:10-13). Hoe ver kan een mens van God afwijken.

En Achaz is niet alleen in zijn afwijken van God. Heel Israël volgt hem daarin. Iemand die van God afwijkt, en zeker als het iemand is die een vooraanstaande positie in Gods volk heeft, gaat die weg nooit alleen. We kunnen ook denken aan ouders ten opzichte van hun kinderen. Achaz is een waarschuwend voorbeeld voor allen die leiding geven, in welk verband dan ook.

Achaz is helemaal in de macht van de duivel. Zo gaat het met mensen, vooral met godsdienstige mensen, die zich op geen enkele manier door God laten corrigeren, niet door Zijn Woord en niet door dramatische gebeurtenissen. Ze hollen, net als Achaz, voort op de weg van en naar het verderf. Niets kan hen afremmen. Door hun, wat zij noemen, traumatische ervaringen met God, hebben ze het helemaal met Hem gehad. Alles wat aan Hem herinnert, wordt uit hun leven en omgeving verwijderd. Daarvoor in de plaats zoeken ze het in alternatieve manieren van geloven. Alles is goed, als het maar niet de God van de Bijbel is. Dit is de manier waarop Achaz te werk gaat.

Achaz is helemaal klaar met God. Hij verzamelt de voorwerpen van het huis van God, waarmee Hij gediend wordt, en hakt die in stukken (2Kr 28:24). Weg ermee. Het moet anderen ook onmogelijk gemaakt worden nog in Gods huis te komen. Dus, dicht die deuren. Niet dat hij het met godsdienst heeft gehad, maar hij maakt zelf wel uit hoe hij dat beleeft. Het moet mogelijk zijn om overal, zodra je er maar behoefte aan hebt, je godsdienstige emoties kwijt te kunnen. Daarom “maakte hij voor zichzelf altaren op elke hoek in Jeruzalem”. Weg met die bekrompenheid van de HEERE.

Wat hij in Jeruzalem doet, doet hij in elke stad in Juda (2Kr 28:25). Iedereen moet overal “aan andere goden reukoffers” kunnen brengen. Dat is nog eens ruimdenkend. Gods oordeel daarover interesseert hem niet. De Geest laat echter de doodsklok luiden: “Zo verwekte hij de HEERE, de God van zijn vaderen, tot toorn.” Met deze ernstige woorden sluit de kroniekschrijver zijn beschrijving van het leven van Achaz af, een leven waarin hij niets positiefs heeft kunnen ontdekken.

Copyright information for DutKingComments