‏ 2 Chronicles 28:8

De HEERE spreekt tot de Israëlieten

De Israëlieten hebben al honderdtwintigduizend man gedood (2Kr 28:6). Nu voeren ze ook nog tweehonderdduizend “vrouwen, zonen en dochters” als gevangenen weg (2Kr 28:8). Het valt op dat er staat dat zij “van hun broeders” wegvoeren. Het gaat om een broedervolk. Van hen roven de Israëlieten ook veel buit die ze meenemen naar Samaria. Zo lijdt Juda een enorm verlies aan mensen en goederen. Afwijking van de HEERE levert nooit winst, maar altijd verlies op. Dat dit allemaal onder broeders gebeurt, maakt de zaak extra tragisch. In feite zijn ook de winnaars verliezers. Dat blijkt uit het vervolg.

Er komt een profeet uit Samaria, Oded (2Kr 28:9). Het is opmerkelijk dat hij zich daar bevindt, in het centrum van het goddeloze Israël. Hij gaat het leger tegemoet dat met de gevangenen en de buit op weg is naar Samaria. De profeet heeft geen prettige boodschap voor hen. Hij komt niet om hen te feliciteren met de overwinning, maar om hen in Gods Naam op hun zonden te wijzen en Zijn oordeel daarover aan te kondigen. Het getuigt van grote moed om tegen een volk in een overwinningsroes zo te spreken en het volk ertoe op te roepen nederig te worden vanwege de eigen toestand (vgl. Dt 9:5; Rm 11:20-21).

Oded wijst de Israëlieten erop dat ze de overwinning alleen te danken hebben aan de grimmigheid van de HEERE over Juda. De profeet vermaant hen stevig over de manier waarop ze op Juda hebben ingehakt. Ze zijn met een woede tekeergegaan die het geroep van hun slachtoffers tot de hemel heeft doen stijgen. En alsof dat allemaal niet genoeg is, hebben ze ook de Judeeërs en Jeruzalemmers aan zich onderworpen om hen als slaven en slavinnen te gebruiken (2Kr 28:10a), iets dat door de HEERE uitdrukkelijk verboden is (Lv 25:46b). Hebben ze er dan helemaal geen idee van hoezeer ze zelf bij de HEERE, hun God in de schuld staan (2Kr 28:10b)?

Oded houdt de tien stammen voor dat de toorn van de HEERE op hen rust. God heeft hen gebruikt als tuchtroede om Juda te straffen. Maar de toorn van God komt ook over de tuchtroede als zij handelen naar eigen goeddunken. We zien dat bijvoorbeeld ook bij Assyrië die door God als tuchtroede tegen Israël gebruikt wordt. Dat volk zal eveneens geoordeeld worden vanwege zijn ontrouw aan de HEERE (Js 10:5-19).

Na zijn ernstige woorden roept Oded hen op naar hem te luisteren en te doen wat hij zegt (2Kr 28:11). Ze moeten de gevangenen “die u van uw broeders als gevangenen weggevoerd hebt”, terugbrengen naar Juda. Dat moeten ze doen omdat de brandende toorn van de HEERE tegen hen is. De HEERE is zeer verbolgen over hun wraakuitoefening. Ze hebben weliswaar Zijn tucht over Juda gebracht, maar zij hebben in de uitvoering ervan geen rekening gehouden met Hem en ook niet met hun eigen zondige praktijken. Ze hebben het in hoogmoed en opgeblazenheid gedaan.

Voor ons houdt dit een les in ingeval wij persoonlijk iemand op een fout moeten wijzen of als er in de gemeente tucht moet worden uitgeoefend. We moeten ons dan bewust zijn dat we niet beter zijn en ook geen tucht uitoefenen in een hooghartige houding (Gl 6:1; 1Ko 5:2).

Copyright information for DutKingComments