2 Chronicles 29:16-19

De reiniging van de tempel

Dan wordt de tempel gereinigd (2Kr 29:16). Alles wat in strijd is met wat God heeft gezegd, wordt eruit verwijderd. Alle voorwerpen voor de dienst moeten worden gereinigd en in orde gebracht. In grote voortvarendheid gaat Hizkia door in een explosie van ijver. Hij gaat ook radicaal te werk. De vuiligheid wordt naar de beek Kidron gebracht om er zeker van te zijn dat het ook echt weg zal zijn. Als het in een veld zou worden begraven, is er kans dat het weer wordt opgegraven (vgl. 2Kr 15:16; 2Kn 23:12).

Ze beginnen van binnen, in het huis, en eindigen in de voorhal (2Kr 29:17). God werkt altijd van binnen naar buiten en niet, zoals de mens vaak doet, van buiten naar binnen. God is niet tevreden met een fraai uiterlijk. Het gaat Hem om een uiterlijk dat een weerspiegeling van het innerlijk is. God begint met wat het dichtst bij Hem is (Ez 9:6; 1Pt 4:17a). We zien dit ook in het boek Openbaring, waar eerst de plaatselijke gemeenten worden geoordeeld (Openbaring 2-3) en daarna in de volgende hoofdstukken de wereld en Israël (Openbaring 6-19).

Als de priesters het huis van de HEERE hebben gereinigd, komen ze bij de koning om verslag uit te brengen (2Kr 29:18). Ze hebben van hem de opdracht gekregen en hebben die uitgevoerd. Heel het huis van de HEERE hebben ze gereinigd. Twee voorwerpen noemen ze bij name: het brandofferaltaar met al de bijbehorende voorwerpen en de tafel van de toonbroden met al de bijbehorende voorwerpen.

Dat het brandofferaltaar gereinigd is, betekent dat het dagelijks brandoffer weer kan worden gebracht. Het brandoffer stelt het offer van de Heer Jezus aan het kruis voor, dat in zijn geheel tot heerlijkheid van God is. Op grond daarvan kan God bij Zijn volk wonen (Ex 29:38-46). Dat de tafel van de toonbroden gereinigd is, betekent dat het volk weer in zijn eenheid aan God wordt voorgesteld, een eenheid die gegrond is op het werk van Zijn Zoon. Voor ons ziet het op de eenheid van de gemeente die verbonden is met de Heer Jezus. Dat bewustzijn komt terug als de gemeente van onreinheid wordt gereinigd.

De Levieten vertellen ook over “alle voorwerpen die koning Achaz tijdens zijn koningschap door zijn ontrouw ontwijd had” (2Kr 29:19). Die hebben ze “gereedgemaakt en geheiligd” en ze “vóór het altaar van de HEERE” geplaatst. Ze hebben het oude weer bruikbaar gemaakt en op de plaats gezet waar het hoort. Het plaatsen vóór het altaar spreekt ervan dat we herontdekte waarheden over het huis van God altijd verbinden met Christus en Zijn werk op het kruis. Het kenmerk van een opwekking is dat het oude, “wat van [het] begin af was” (1Jh 1:1), in ere wordt hersteld, en niet dat er iets nieuws wordt gemaakt. Nadat de reiniging is voltooid, blijft het huis niet leeg (vgl. Mt 12:44), maar wordt het gevuld met wat van God is.

Copyright information for DutKingComments