2 Chronicles 29:2

Inleiding

Hizkia, over wie het in dit hoofdstuk en de volgende drie hoofdstukken gaat, is de Godvrezende zoon van een goddeloze vader. Door de voorzienigheid van God is hij eraan ontkomen dat zijn vader hem aan de afgoden offert (2Kr 28:3). In Hizkia hebben we een prachtig voorbeeld van een opwekking. Hij laat de energie van het geloof zien, terwijl we in een latere opwekking onder Josia in de laatste hoofdstukken van 2 Kronieken een diepe eerbied voor de Schriften zullen waarnemen.

De geschiedenis van Hizkia is een treffend voorbeeld van opwekkingen die ook in de geschiedenis van de christenheid hebben plaatsgevonden. Het is echter niet zozeer een voorbeeld van een opwekking waarbij het gaat om de bekering van zondaren, maar om de bekering van christenen, van lauwe, ingeslapen christenen die weer worden wakker geschud. Deze opwekkingen zien we in de hervorming van de zestiende eeuw en het reveil van de negentiende eeuw. In de reformatie van de zestiende eeuw ligt de nadruk op de prediking van het Woord van God. Dat zien we, in beeld, vooral bij Josia. In het reveil van de negentiende eeuw ligt de nadruk op de aanbidding van de Vader en de Zoon vanwege het werk van de Zoon op het kruis. Dat zien we, in beeld, vooral bij Hizkia.

In de geschiedenis van Hizkia staat dan ook het huis van God centraal. We zien

1. de reiniging van het huis van God (2 Kronieken 29);

2. het deelhebben aan het huis van God (2 Kronieken 30);

3. de voorzieningen voor het huis van God (2 Kronieken 31);

4. de bescherming van het huis van God (2 Kronieken 32).

In de opwekking onder Hizkia kunnen we zeven fasen onderscheiden:

1. Het weer openen van de tempel (2Kr 29:3).

2. De heiliging van de Levieten en de priesters (2Kr 29:5-15).

3. De reiniging van de tempel (2Kr 29:16-19).

4. De offers die nodig zijn voor de inwijding van de tempel (2Kr 29:20-30).

5. Extra offers als een uiting van de vreugde van Hizkia en het hele volk (2Kr 29:31-35).

6. De viering van het Pascha (2Kronieken 30).

7. De reiniging van het hele land (2Kronieken 31).

Hizkia wordt koning

Met de regering van Hizkia breekt er een tijd van zegen voor het volk aan die negenentwintig jaar zal duren (2Kr 29:1). Aan die tijd ligt de genade van God ten grondslag, waarbij Hij de moeder van Hizkia ongetwijfeld een grote rol heeft laten spelen. Haar naam, Abia, betekent ‘Jahweh is mijn Vader’. Zij is de dochter van Zacharia, dat betekent ‘Jahweh gedenkt’. Deze namen tekenen de geestelijke sfeer waarin Hizkia is opgevoed.

Het resultaat is dat Hizkia doet “wat juist was in de ogen van de HEERE, overeenkomstig alles wat zijn vader David gedaan had” (2Kr 29:2). Het leven van Hizkia herinnert in alles aan het leven van David, de man naar het hart van God. Hizkia laat direct zien waar zijn hart naar uitgaat. Het eerste wat hij doet, is de deuren van het huis van de HEERE weer openen (2Kr 29:3), die zijn vader Achaz heeft gesloten (2Kr 28:24). Een daadkrachtig getuigenis van iemand die pas bekeerd is, is een prachtig bewijs van de echtheid van de bekering (vgl. Hd 9:20; Ko 1:6).

Hizkia opent de deuren niet alleen, maar herstelt ze ook. Hij gooit, om zo te zeggen, de boel niet maar open zodat iedereen er gemakkelijk binnen kan lopen, maar hergeeft de deuren ook hun functie. Een deur moet opengaan voor wie naar binnen mogen en moet dicht blijven voor wie niet naar binnen mogen. We kunnen dit toepassen op de dienst van de gemeente, het huis van God nu. Allen die tot de gemeente behoren, mogen aan de dienst van de gemeente deelnemen. Zij die niet bij de gemeente horen of gemeenteleden die de zonde in hun leven niet oordelen, mogen daaraan niet deelnemen.

Copyright information for DutKingComments