2 Chronicles 33:25

Amon koning van Juda

Amon, de zoon van Manasse, wordt koning als hij tweeëntwintig jaar oud is (2Kr 33:21). Hij regeert slechts twee jaar in Jeruzalem. Dat is voldoende om hem te leren kennen als iemand op wie het algemene kenmerk van de koningen van Israël van toepassing is: “Hij deed wat slecht was in de ogen van de HEERE” (2Kr 33:22). Hij laat zien dat hij niets heeft geleerd van de bekering van zijn vader. Hij doet de zonden die ook zijn vader vóór zijn bekering heeft gedaan.

Hij offert aan de afgoden die zijn vader heeft gemaakt. Mogelijk heeft Manasse in zijn herstel de afgoden wel verwijderd, maar ze niet vernietigd. Het kan zijn dat het er zoveel zijn geweest, dat hij ze niet allemaal heeft kunnen vernietigen. Soms kunnen we niet alles ongedaan maken wat we in vroeger jaren fout hebben gedaan.

Amon volgt zijn vader in het kwade en niet in het goede. Hij vernedert zich niet, zoals zijn vader zich heeft vernederd (2Kr 33:23). Daardoor maakt hij zijn schuld steeds groter. Er staat nadrukkelijk “deze Amon is het”. Het gaat om deze Amon, de man die een zo bevoorrechte en tegelijk verantwoordelijke plaats in Gods volk inneemt.

Amon sterft geen natuurlijke dood. Hij wordt het slachtoffer van een samenzwering van zijn dienaren, die hem in zijn eigen huis doden (2Kr 33:24). Hij krijgt niet, zoals Manasse, de gelegenheid zich later in zijn leven te bekeren. Niemand weet de dag van zijn dood. Daarom is het zaak de mensen te vertellen dat elke dag de laatste kan zijn en dat de bekering niet moet worden uitgesteld tot morgen.

God gebruikt het rechtvaardigheidsgevoel van de bevolking om het land niet in anarchie te laten verzinken. De bevolking handelt naar het recht en doodt de samenzweerders (2Kr 33:25). Daarna maken zij de zoon van Amon, Josia, koning in de plaats van zijn vader.

Copyright information for DutKingComments