2 Chronicles 35:4

Inleiding

De laatste twee hoofdstukken tonen een hoogtepunt en een dieptepunt en een straal van hoop aan het slot. Het hoogtepunt is de viering van het Pascha door koning Josia. Het dieptepunt is wat Jojachin en Zedekia, de zonen van Josia doen. Een vrome vader en goddeloze zonen. Toch eindigt 2 Kronieken met een begin van een stijgende lijn. In de laatste verzen rijst nieuwe hoop door de trouw van God.

Voorbereiding voor het Pascha

2Kr 35:1 is een samenvatting van wat in de 2Kr 35:2-19 beschreven wordt. Het houden van het Pascha volgt uit wat Josia heeft gelezen in het teruggevonden wetboek en het verbond dat hij met de HEERE heeft gesloten om naar al de woorden van het wetboek te handelen. Josia viert het Pascha op de door de HEERE daarvoor aangewezen dag (Lv 23:5). Onze gehoorzaamheid werkt op dezelfde manier. Paulus heeft ook van de Heer te horen gekregen hoe het avondmaal van de Heer moet worden gehouden (1Ko 11:23). Wij vieren het naar Zijn aanwijzingen op de eerste dag van de week (Hd 20:7).

Net als onder Hizkia vinden we ook hier de zwakte van de priesters. Zij moeten worden aangespoord om hun dienst te doen (2Kr 35:2). Dat zien we ook in de christenheid, waar veel gelovigen zich niet bewust zijn van hun priesterschap en dan ook geen priesterdienst doen. We doen er goed aan die gelovigen aan te sporen hun priesterlijke taken in het huis van God op te nemen. De Vader zoekt naar hen (Jh 4:23).

Het huis is gereinigd. Nu kunnen de voorwerpen die er thuis horen weer hun eigen plaats krijgen. Josia zegt tegen de Levieten dat ze de ark weer op zijn plaats moeten zetten (2Kr 35:3). Het lijkt erop dat de ark door vroegere ontrouw niet meer op zijn plaats staat. Van de Levieten wordt gezegd dat zij “heel Israël onderwezen”. Wat de Levieten doen, komt overeen met het onderwijs van leraren in de gemeente. Het doel van hun onderwijs moet zijn dat de Heer Jezus de plaats wordt gegeven die Hem toekomt. Een dienst in de gemeente is pas mogelijk als de Heer Jezus de Hem toekomende plaats in kan nemen, een plaats van rust en gezag te midden van de Zijnen.

Ook zegt Josia tegen de Levieten dat zij de HEERE, hun God, en Zijn volk Israël moeten dienen. God moet in hun – en ook in onze – dienst de eerste plaats innemen. Niet de mens en zijn behoeften staan centraal, maar de Heer en Zijn belangen. In het verlengde daarvan en direct daaraan verbonden moet Gods volk gediend worden.

Nadat Josia de Levieten op hun verbinding met de ark en op hun dienst heeft gewezen, zegt hij tegen hen dat ze zich gereed moeten maken (2Kr 35:4). Dit gereedmaken betekent dat ze zich moeten voorbereiden op hun dienst. Daarbij mogen ze niet afgaan op hun eigen inzichten of initiatieven. Hun verantwoordelijkheden zijn beschreven door David en Salomo. Als ze daarnaar handelen, zullen ze tot Gods eer bezig zijn en bewaard blijven voor eigenmachtig handelen, wat nieuwe wanorde zou veroorzaken.

Het moet alles precies volgens de Schrift tot uitvoering worden gebracht. Telkens wordt daar door de kroniekschrijver op gewezen. In de 2Kr 35:3; 4 verwijst hij naar Salomo, in de 2Kr 35:4; 15 naar het voorschrift van David, in 2Kr 35:18 naar Samuel en in de 2Kr 35:6; 12 naar het woord van de HEERE, door de mond van Mozes. Dit laatste is een mooi voorbeeld van inspiratie. Het woord van Mozes is tegelijk volmaakt het woord van God. Dat woord is maatstaf voor Josia.

Als de Levieten zich gereedgemaakt hebben, moeten ze zich in het heiligdom opstellen om daar hun taak ten behoeve van het gewone volk te verrichten (2Kr 35:5). Het is wel zo, dat tot de Levieten over het gewone volk wordt gesproken als “uw broeders”. De Levieten zijn samen met het gewone volk leden van Gods volk.

Het betekent voor ons dat we in onderdanigheid aan het Woord onze plaats innemen in de gemeente, zodat we daar de Heer Jezus kunnen ontmoeten. We zijn daar allemaal als broeders en zusters samen. Voor ons is er geen onderscheid zoals dat in Israël door God was ingesteld, een onderscheid in priesters en Levieten en het gewone volk. De nieuwtestamentische gelovige is priester, Leviet en gewoon lid van het volk tegelijk. Die onderscheidingen kunnen we wel toepassen op verschillende aspecten van ons christen-zijn, zoals het aanbidden van God, het dienen van de gelovigen en het christen-zijn in het dagelijks leven.

De Levieten krijgen de opdracht het paaslam te slachten en zich te heiligen (2Kr 35:6). Als we ons bezighouden met het paaslam, dat is voor ons de Heer Jezus (1Ko 5:7b), moeten we ons realiseren dat we met heilige dingen bezig zijn. Josia draagt de Levieten op het paaslam ook voor hun broeders te bereiden en dat te doen zoals het in Gods Woord staat dat door Mozes is neergeschreven. Voor ons betekent het dat wij onze medegelovigen onderwijzen aan de hand van het Woord van God wat het betekent om zich met Christus als ons Pascha bezig te houden.

Copyright information for DutKingComments