2 Chronicles 4:17

Het werk van Hiram

“De potten” (2Kr 4:11) zijn kookpotten, waarin het offervlees wordt gekookt (vgl. 1Sm 2:13-14). “De scheppen” zijn voor de reiniging van het altaar. Daarmee worden de restanten na het verbranden van het offer weggeschept. “De sprengbekkens” hebben we al voor onze aandacht gehad (2Kr 4:8).

Met het maken van de hiervoor genoemde voorwerpen voltooit Hiram zijn werk (2Kr 4:11b). Hij maakt zijn werk af. Het is goed om aan een werk te beginnen, het is ook belangrijk dat werk te voltooien. Dat heeft Paulus gedaan (2Tm 4:7) en dat moeten wij ook doen, anders zijn we geen goede discipelen van de Heer Jezus (Lk 14:27-33). De Heer Jezus zegt tegen de Vader: “Ik heb U verheerlijkt op de aarde, terwijl Ik het werk heb voleindigd dat U Mij te doen hebt gegeven” (Jh 17:4).

In de 2Kr 4:12-16 volgt als een samenvatting een opsomming van wat Hiram heeft gemaakt. Daarin worden ook enkele voorwerpen genoemd die nog niet eerder zijn vermeld. De twee pilaren (2Kr 4:12-13) die men passeert als men naar het heiligdom gaat, zijn van boven, in de hoogte, bedekt met vierhonderd granaatappels. Dit veronderstelt dat men het heiligdom moet binnengaan om de rijke vrucht van het werk van Christus in de hoge te zien.

De onderstellen voor de spoelbekkens en de runderen als onderstel voor de zee (2Kr 4:14-15) maken het gemakkelijker het water te gebruiken. De onderstellen heffen het water op en brengen het op het niveau van de priesters. Ook kunnen we het zo toepassen dat de onderstellen de spoelbekkens en de zee als het ware boven de verontreiniging van de grond tillen. Reiniging is niet van de aarde, maar van de hemel. De Heer Jezus waste de voeten van Zijn discipelen ook in de bovenzaal (Jh 13:2-10).

Van de gereedschappen die gebruikt worden bij de offers (2Kr 4:16), hebben we “de potten” en “de scheppen” al voor ons gehad (2Kr 4:11). Daar worden nu de “de vorken” aan toegevoegd. “De vorken” worden gebruikt om het gekookte vlees uit de kookpotten te halen. De goddeloze priesterzonen van Eli, Hofni en Pinehas, hebben de vorken gebruikt om daarmee voor zichzelf het vlees uit de pot te halen (1Sm 2:13-14). Als toepassing voor ons kunnen we de vraag stellen hoe wij onze lofoffers ‘behandelen’, hoe wij daarmee omgaan. Is het alleen voor onszelf, voor ons eigen gevoel, of is het werkelijk voor de Vader en de Heer Jezus?

De koperen voorwerpen zijn gegoten in de vlakte van de Jordaan (2Kr 4:17). De Jordaan is een beeld van de dood en de opstanding van Christus en onze vereenzelviging daarin met Hem. Dat toont ons de oorsprong van de wijze waarop wij de offers brengen. Het behoort allemaal in verbinding te zijn met de dood en de opstanding van Christus. We moeten niet onze eigen ideeën en opvattingen volgen in het brengen van lofoffers.

Copyright information for DutKingComments