2 Chronicles 4:18-22

Het werk van Salomo

Salomo, als type van Christus, is de uiteindelijke maker van alle koperen voorwerpen die Hiram heeft gemaakt (2Kr 4:18). Hij gebruikt daarvoor de handen van Hiram. Hij maakt alles “in zeer grote hoeveelheid”. Het zijn allemaal voorwerpen die de dienst in de tempel, dat wil zeggen de dienst aan de HEERE, ten goede komen. Koper stelt de gerechtigheid van God voor. De koperen voorwerpen laten zien dat alles in de dienst in de tempel is gericht op Zijn eer en past bij Zijn heiligheid. Dat het gewicht van het koper niet wordt nagegaan, betekent dat wij de waarde van de gerechtigheid van God die wij in Christus hebben ontvangen (1Ko 1:30-31), niet zullen kunnen doorgronden.

Dat het werk aan Salomo wordt toegeschreven, terwijl Hiram de feitelijke uitvoerder is, kunnen we vergelijken met de dienst van aanbidding in de gemeente, bijvoorbeeld op zondagmorgen. We komen dan als gemeente samen om de Heer Jezus te prijzen en te eren. Wat we Hem brengen, is echter door Hemzelf in onze harten gelegd. Hij is het ook Die in de gemeente de lofzang aanheft, wat Hij doet via de harten en monden van de Zijnen (Hb 2:12). Onze dienst van aanbidding is Zijn werk in ons door Zijn Geest.

Het werk van Hiram is van koper (2Kr 4:16), dat van Salomo is van goud (2Kr 4:19-20). Goud is een beeld van de Goddelijke heerlijkheid. Wat Salomo maakt, is op een speciale manier een zinnebeeldige voorstelling van de heerlijkheid van het werk van de Heer Jezus voor God in het heiligdom. De gouden voorwerpen zijn kostbaar voor God. Ze spreken allemaal van Christus.

Het “gouden altaar” is het reukofferaltaar. Dat stelt Christus voor door Wie het reukwerk van de aanbidding die wij brengen aangenaam is voor God. “De tafels waarop de toonbroden lagen” stellen Christus voor Die Zijn volk, voorgesteld in de toonbroden, aan God toont in de heerlijkheid die Hem eigen is.

“De kandelaars en hun lampen van bladgoud” (2Kr 4:20) zijn een beeld van Christus Die door de Geest licht geeft in het heiligdom over de hemelse dingen. De dingen van Christus kunnen alleen in het licht van het heiligdom worden gezien en bewonderd. De wereld kent en ziet daar niets van.

Het licht brandt “volgens de bepaling … vóór het binnenste heiligdom”. Dat geeft aan dat de dienst in het heiligdom in directe verbinding staat met het heilige der heiligen, waar God woont. Voor ons zijn de beide vertrekken door het scheuren van de voorhang voor het heilige der heiligen tot één vertrek geworden.

Ook “de bloesems, de lampen en de snuiters” zijn “van goud”. De bloesems spreken van leven, de lampen van licht en de snuiters van het wegnemen van wat verhindert dat het licht helder schijnt. Menselijk licht is uitgesloten. Mensen kunnen niets bijdragen om tot een dieper inzicht te komen van Wie Christus is. Het is allemaal “van het zuiverste goud”.

De voorwerpen die in 2Kr 4:22a worden genoemd, ”de messen, de sprengbekkens, de kommen, de vuurschalen, van bladgoud”, staan ook in verbinding met de kandelaars en hun lampen. Ook deze voorwerpen zijn ontworpen en gemaakt met het oog op het helder laten schijnen van het licht. De hoeveelheid voorwerpen die in verbinding met de kandelaars zijn gemaakt en het materiaal waarvan ze zijn gemaakt, laten zien van hoe groot belang God het acht dat alleen Zijn licht in volmaakte helderheid op de hemelse dingen valt.

De deuren voor “de ingang van het huis” (2Kr 4:22b), voor “het binnenste [deel] ervan”, hebben betrekking op twee ingangen. Er zijn deuren van de voorhof naar het huis, dat zijn de deuren die toegang geven tot het heilige, en er zijn deuren die vanuit het heilige toegang geven tot het heilige der heiligen. Het is mogelijk dat voor de laatste deuren de voorhang hangt, waardoor de deuren aan het oog zijn onttrokken.

De Heer Jezus zegt van Zichzelf: “Ik ben de deur” (Jh 10:7; 9). In verbinding met de meerdere deuren in de tempel kunnen we zeggen dat Hij de deur is naar steeds hogere dingen.

Copyright information for DutKingComments