2 Chronicles 7:4
Offers voor de inwijding van het huis
De offerdienst en het loven van de HEERE horen bij elkaar. Voor allen die uit Babel zijn teruggekeerd, is er geen hernieuwde vervulling van de tempel met de heerlijkheid van de HEERE. Toch zijn er wel het altaar, de offers en de tempel. Dit is ook wat ons nog is gelaten, in een tijd dat de gemeente in verval is geraakt en de heerlijkheid van God niet meer op dezelfde wijze in de gemeente aanwezig is als in het begin. In het brengen van offers is er geen scheiding tussen de leider en het volk (2Kr 7:4). In het Nieuwe Testament zijn alle gelovigen priesters, ongeacht hun positie in de gemeente. De oudste en de jongste gelovigen komen met hun offer. Het reusachtige dank- of vredeoffer dat Salomo brengt, spreekt van de grote indruk die men heeft van de gemeenschap van God met Zijn volk en van het volk onderling. Het huis van God is in de eerste plaats een huis van gebed, maar daarnaast ook van offerande en van gemeenschap. Als dat wordt beleefd, wordt het huis in waarheid ingewijd, dat wil zeggen dat het huis wordt gebruikt op de manier waarvoor God het gegeven heeft. Ook nu kan er in Gods huis zicht zijn op de heerlijkheid van de Heer Jezus, zowel in Zijn leven op aarde als nu aan Gods rechterhand. Er kunnen ook nu geestelijke offers worden gebracht en kan er een gemeenschapsmaaltijd zijn, waar God Zijn deel krijgt en de Heer Jezus en ook het volk. In het bijzonder is dat het geval bij het avondmaal van de Heer aan de tafel van de Heer. Als het huis van God is ingewijd, staan de priesters op hun wachtposten en de Levieten hebben muziekinstrumenten om de HEERE te loven. Ieder staat op zijn eigen plaats, niemand neemt de plaats van een ander in of doet iets anders dan hij moet doen. Dit gebeurt in overeenstemming met wat de HEERE vroeger door Mozes en David heeft laten regelen. Priesters offeren, Levieten zingen. Deze beide diensten worden nu door iedere gelovige gedaan. Alleen de muziekinstrumenten worden genoemd, niet de zangers. Wij zijn nu allemaal muziekinstrumenten. Zoals David de muziekinstrumenten bespeelde door de hand van de Levieten, zo zingt de Heer Jezus nu door onze mond. Hij zegt tegen Zijn God: “In het midden van de gemeente zal Ik U lofzingen” (Hb 2:12b) en daarvoor gebruikt Hij onze mond. Wij brengen door Hem lofoffers aan God (Hb 13:15). Christus is de grote Zanger.Wat Salomo te offeren heeft, is zo veel, dat het koperen brandofferaltaar het allemaal niet kan bevatten. Daarom heiligt hij een stuk van de voorhof en maakt daar ook een offerplaats van. ‘Heiligen’ wil zeggen iets afzonderen van het gewone gebruik en daar een speciale bestemming aan geven. Het geheiligde deel van de voorhof wordt toegevoegd aan het altaar, zodat het altaar daardoor wordt vergroot en het alle offers die worden gebracht, kan bevatten.
Copyright information for
DutKingComments