2 Chronicles 9:7

De koningin van Sjeba

In dit hoofdstuk zien we, naar de woorden van de Heer Jezus, “Salomo in al zijn heerlijkheid” (Mt 6:29). Alle koningen van de aarde komen naar Salomo toe om hun schatten aan hem te brengen (2Kr 9:23-24). Een voorbeeld daarvan zien we in de koningin van Sjeba. Net als zij, zullen in het vrederijk in de toekomst alle koningen bijdragen aan de heerlijkheid van de Koning Die God heeft verkozen (Js 66:18b-19).

De koningin van Sjeba komt vanwege de roep die van Salomo´s heerlijkheid is uitgegaan. Ze verlaat haar land en komt naar Gods woonplaats, Jeruzalem. Ze komt naar Salomo met vragen en met rijkdom. De raadsels die zij heeft, zijn de raadsels van het leven; ze hebben te maken met de diepste levensvragen. Het lijkt erop dat ze nog van niemand een bevredigend antwoord op haar vragen heeft gekregen. Nu komt ze om Salomo daarmee op de proef te stellen. Ze wil weten of hij werkelijk zo wijs is als van hem wordt beweerd. Ze spreekt met hem over alles wat zij op haar hart heeft.

Alleen de wijsheid van God, die in Salomo is, heeft een antwoord op haar raadsels en op wat zij op haar hart heeft. Zo zien we in de evangeliën dat de Heer Jezus met volmaakte wijsheid weet te antwoorden op alle vragen die Hem worden gesteld, waaronder ook strikvragen (Mt 22:15). Hij heeft niets voor hen verborgen gehouden (Jh 18:20; vgl. Hd 20:27).

Er volgt een zevenvoudige opsomming van de heerlijkheid van Salomo die de koningin ziet en waarvan ze diep onder de indruk komt (2Kr 9:3-4). Zij realiseert zich dat de bron van al die heerlijkheid God Zelf is. Zo mogen wij vandaag onze Heer Jezus zien en bewonderen. De koningin van Sjeba ziet:

1. “De wijsheid van Salomo” (2Kr 9:3). Wij zien Christus, Die voor ons Gods wijsheid is in verbinding met het kruis (1Ko 1:24; 30). In Christus zijn voor de gemeente “al de schatten van de wijsheid en kennis verborgen” (Ko 2:3). De gemeente toont Christus als de veelvoudige wijsheid van God (Ef 3:10); Hij is de wijsheid van boven (Jk 3:15; 17).

2. “Het huis dat hij had gebouwd” (2Kr 9:3). Wij zien de gemeente als de tempel, de woonplaats van God in de tegenwoordige tijd en tot in eeuwigheid (Ef 2:21-22; Hb 3:6). Het is Gods bedoeling dat wij dit huis vertonen en erover vertellen (vgl. Ez 43:10).

3. “Het voedsel op zijn tafel” (2Kr 9:4). De tafel is een beeld van de plaats van gemeenschap met Hem en wat daarin te genieten is. Het voedsel is een beeld van Christus (Jh 6:35).

4. “Hoe zijn dienaren aanzaten” (2Kr 9:4). Dit betreft zijn ministers, de hoogste ambtenaren, die met hem aan zijn tafel aanzitten. Een voorbeeld zien we bij Mefiboseth aan de tafel bij David. Mefiboseth was geen minister, maar genoot toch het grote voorrecht om op die plaats te zijn om gemeenschappelijk met David de maaltijd te gebruiken (2Sm 9:10b; 13). Voor ons ziet het op gemeenschap met de Vader en de Zoon (1Jh 1:3).

5a. “Hoe zijn bedienden klaarstonden, hun kleding” (2Kr 9:4). Zo moeten wij klaarstaan om de Heer Jezus te dienen. Daartoe zijn wij geroepen. Wij mogen de dienst doen met wat Hij ons heeft toevertrouwd. Dat wij Hem mogen dienen, is iets om dankbaar voor te zijn. Hij geeft ieder van de Zijnen een taak om voor Hem uit te oefenen.

5b. Ook in de kleding van de bedienden komt zijn rijkdom tot uiting. Wie de nederigste dienst verricht, wie het eenvoudigste werk doet, is als een vorst gekleed. Kleding wil zeggen dat we Christus hebben aangedaan en Hem in ons gedrag vertonen (Gl 3:27; Ef 4:24).

6. ”Zijn schenkers en hun kleding” (2Kr 9:4). De schenker dient rechtstreeks de koning. Het ziet op de vreugde die wij als gelovigen voor de Heer zijn als we Hem dienen (Js 65:19; Zf 3:17). Daarmee is ook onze waardigheid verbonden, die in de kleding tot uiting komt (zie het vorige punt).

7. “Zijn bovenvertrek, waar hij naar het huis van de HEERE ging” (2Kr 9:4) om daar zijn brandoffers te brengen. Salomo is de priester van zijn volk. De Heer Jezus is in het midden van de gemeente niet alleen om onze aanbidding in ontvangst te nemen, maar Hij heft Zelf de lofzang aan tot eer van God (Ps 22:23; Hb 2:12b). Hij zingt God lof in het midden van de gemeente, Hij is de grote Priester (Hb 10:21), Hij is de mond van de samengekomen gemeente. Wij brengen onze offers door Hem aan God, Hij leidt de eredienst.

Ze heeft met haar ogen gezien wat ze in haar land had gehoord. We kunnen, zoals zij, “een gerucht” horen door wat ons wordt verteld en daarvan onder de indruk komen. Maar als we de werkelijkheid zien, overtreft het alles wat we hebben gehoord. Ook is pas een werkelijke waardering mogelijk als we van nabij hebben leren kennen waarover we hebben gehoord en er op die manier deel aan krijgen. De woorden die ze heeft gehoord, konden niet alle heerlijkheid bevatten die zij nu ziet. Na horen komt zien, dat is groei. Deze groei zien we bij de koningin van Sjeba (2Kr 9:5-6). Wij moeten ook horen, komen en zien (Jh 1:40).

Ze is ook een goed waarneemster met een goed beoordelingsvermogen. Ze spreekt in 2Kr 9:7 over “mannen” en over “dienaren”. ‘Mannen’ ziet op volwassenheid, volgroeid in inzicht; ‘dienaren’ ziet op onderworpenheid.

Nadat ze over Salomo’s mannen en dienaren heeft gesproken, spreekt ze over de HEERE Zelf (2Kr 9:8). Ze merkt op dat de HEERE vanwege Zijn behagen in Salomo hem als koning op Zijn troon heeft gezet. Salomo’s troon is de troon van de HEERE. Ze merkt ook op dat Gods liefde voor Zijn volk tot uiting komt in het feit dat Hij een koning als Salomo aan Zijn volk heeft gegeven. Zo zal de regering van de Heer Jezus over Israël een speciaal bewijs van de liefde van God voor Zijn aardse volk zijn. Tevens is dit een prachtig beeld van Gods liefde voor de gemeente. God heeft de gemeente zo lief, dat Hij de Heer Jezus, in Zijn hoedanigheid van Hoofd boven alles, aan haar heeft gegeven (Ef 1:22).

De koningin van Sjeba geeft Salomo een enorm geschenk aan goud en edelstenen, evenals zeer zeldzame specerijen die daardoor ook een enorme waarde vertegenwoordigen (2Kr 9:9). Het zijn typen van de waardering die iemand heeft voor de Heer Jezus, nadat hij Zijn grote heerlijkheid heeft gezien en daar diep van onder de indruk is gekomen. Het hart is er helemaal door overweldigd en zal dat ook uiten. De specerijen stellen de unieke geur van Christus voor die door gelovigen wordt verspreid voor wie Christus alles is.

Aan de gaven van de koningin worden nog andere gaven toegevoegd (2Kr 9:10), aangedragen door “de dienaren van Hiram en de dienaren van Salomo” (vgl. Op 21:24; 26). Van de toegevoegde gaven gebruikt Salomo het sandelhout om daar “traptreden” van te maken zowel voor het huis van de HEERE als voor zijn eigen huis. Dat wijst op het aanbrengen van mogelijkheden om op te gaan naar de hogere dingen, de dingen van de hemel, van Christus en van God. In dit verband zal een bestudering van de ‘trappenliederen’ (Psalmen 121-134) ook goed passen.

Het maken van deze traptreden stelt voor dat we worden geholpen om te zoeken naar de dingen die boven zijn en die te bedenken, omdat Christus daar is (Ko 3:1-2). Die hulp wordt ons gegeven door middel van gaven die de Heer aan Zijn gemeente heeft gegeven. Als we daarvan gebruikmaken, zal dat ons instrumenten in de hand geven en ons zangers maken, zodat we in welluidende klanken de roem van Christus bezingen. Dat zal geen loutere herhaling zijn van wat anderen hebben uitgesproken, maar zal uniek in zijn uiting en beleving zijn, iets wat “nooit eerder gezien” is. Als wij voortdurend de dingen zoeken die boven zijn, zullen we steeds meer zien van de heerlijkheid van Christus en dat uiten in onze dankzegging.

De koningin van Sjeba krijgt van Salomo alles waar ze om vraagt. Wat ze krijgt, is meer dan wat zij Salomo heeft gegeven. Zo doet de Heer ook met ons. Als wij aan Hem geven wat wij aan rijkdommen in Hem hebben gezien, zal Hij ons nog overvloediger zegenen. Na het ontvangen van al de rijkdommen van Salomo keert ze naar haar land terug. Daar kan ze vertellen wat ze heeft gezien en laten zien wat ze heeft gekregen. Dat geldt ook voor ons. Rijk gezegend mogen we de wereld ingaan en daar vertellen over de Heer Jezus en hoe rijk we geworden zijn in Hem.

Copyright information for DutKingComments