2 Corinthians 1:16

Paulus’ bezoek uitgesteld

Nadat de apostel in de vorige verzen zijn hart voor de Korinthiërs heeft geopend en hen heeft laten delen in de grote nood waarin hij geweest is, moet hij nu een misverstand uit de weg ruimen. Dat misverstand is een gevolg van een wijziging van zijn plan om hen te bezoeken. Hij heeft dat eerst wel gewild en dat heeft hij hun ook verteld, maar later heeft hij ervan afgezien (vgl. 2Ko 1:23). Kwade tongen beweren nu dat Paulus een man is van wie je niet op aan kunt. Daarom gaat hij in de verdediging.

Het is geen zelfverdediging, maar een verdediging van zijn dienst, waarvan de Korinthiërs zelf een ‘vrucht’ zijn. Het is een verdediging van het werk van Christus in de harten van de Korinthiërs. Dit werk komt op het spel te staan als hij niet krachtig stelling neemt tegen de valse beschuldigingen die onder de gelovigen circuleren. Je vindt het overal, in de wereld en in de gemeente. Als de geruchtenmachine eenmaal op volle toeren draait, ontstaat er binnen de kortste tijd een oorlogssituatie. De vrede is dan weg. Zo staat ook de goede verhouding tussen Paulus en de Korinthiërs op het spel.

2Ko 1:12. Om dit gevaar de kop in te drukken wijst Paulus allereerst op het getuigenis van zijn geweten. Wanneer hij iets op zijn geweten zou hebben, zou hij zich nooit op zo’n eenvoudige en oprechte manier hebben kunnen gedragen. God zou dat beslist niet hebben toegelaten. Iemand die onoprechte bedoelingen heeft, valt op een zeker moment door de mand.

Paulus heeft niet via allerlei handigheidjes geprobeerd zijn boodschap aan de Korinthiërs kwijt te raken. Kwalijke praktijken om zieltjes te winnen zijn er bij hem niet bij. Hij gebruikt geen vleselijke wijsheid, geen methoden die het rond verkiezingsprogramma’s goed doen, waar veel beloofd wordt, maar waarvan vaak nauwelijks iets kan worden waargemaakt.

Hij is zich bewust van de genade van God. Dat wil zeggen dat hij niets van zichzelf denkt, niet zijn eigen naam hoog in het vaandel heeft, maar dat hij integendeel wil laten zien wat God bij hem heeft bewerkt. Zo heeft hij zich gedragen in de wereld en onder de gelovigen.

Het is belangrijk je ervan bewust te zijn dat zowel de mensen van de wereld als de gelovigen je gadeslaan. Wanneer uit jouw gedrag blijkt dat je iets hebt begrepen van de genade van God, zal niemand terecht iets op je aan te merken hebben. Dan zul je niet bekendstaan als iemand die het ‘achter de ellebogen’ heeft. Je bent een open boek voor iedereen.

2Ko 1:13. Paulus kan erop wijzen dat hij niets anders schrijft dan wat ze allang van hem weten en wat ze ook hebben erkend. Dat hij geen man van slinkse wegen is, hebben ze van nabij meegemaakt. Hij hoopt dat ze zich niet inlaten met mensen die proberen wantrouwen te zaaien en op die manier trachten de Korinthiërs aan het twijfelen te brengen over zijn oprechte bedoelingen.

Gelovigen die met wantrouwen naar elkaar kijken en luisteren, komen in een neerwaartse spiraal terecht. Alles wat gezegd of gedaan wordt, wordt verkeerd uitgelegd en de verhoudingen tussen hen worden steeds stroever en onplezieriger, totdat de zaak helemaal vastloopt. Mocht jij iets van wantrouwen bij jezelf bemerken, veroordeel dat. Laat het niet bestaan. Zijn er dingen gebeurd of gezegd die je niet begrijpt, bid er dan voor en ga erover praten met de betreffende persoon. Ik weet uit mijn eigen leven hoe gemakkelijk je iets kunt veronderstellen, terwijl in een gesprek blijkt, hoezeer je je hebt vergist.

2Ko 1:14. Paulus wijst op de dag van de Heer Jezus. Op die dag zullen hij en de Korinthiërs samen voor de rechterstoel van Christus staan. Dan zal Paulus in hen kunnen roemen (en andersom) door op hen te wijzen en tegen de Heer te zeggen: ‘Zij hebben geluisterd naar wat ik in Uw opdracht tegen hen heb gezegd.’ Alle onduidelijkheden en onwaarheden zijn dan weg.

Weet je wat zo mooi is? Dat je nu al rekening kunt houden met deze rechterstoel. Dat doet Paulus. Hij kan dan ook in alle rust, zonder enige aanklacht van zijn geweten, vertellen dat hij naar hen toe heeft willen komen. Hij hoeft zich niet ervoor te verontschuldigen dat hij daarin fout is geweest.

2Ko 1:15. Wat had hij hun graag die tweede genade gegund! Een eerste genade is het geweest, toen hij voor de eerste keer bij hen was en hun het evangelie heeft verkondigd. Die genade hebben ze ervaren. Hij had hen tijdens een tweede bezoek verder willen onderwijzen in de genade. Zijn hart ging naar hen uit. Zij zijn zijn kinderen in het geloof.

2Ko 1:16. Daarom rekende hij er ook op dat zij hem zouden geven wat hij nodig had om weer verder te kunnen reizen. Dat heeft niets te maken met het zoeken van eigen voordeel. Het is juist prachtig om op de steun van je broeders en zusters te rekenen vanuit het besef dat je met elkaar verbonden bent in je inzet voor dezelfde Heer. Er was dan ook niets waar van de verdachtmakingen dat hij slechts op eigen voordeel uit zou zijn, ten koste van de Korinthiërs.

2Ko 1:17. Hij had zijn reisplan al klaargemaakt. Uit de manier waarop hij hen nu deelgenoot maakt van deze plannen, kun je wel opmaken dat het geen lichtvaardig gemaakt plan, geen bevlieging, is geweest. Ook heeft hij zijn plannen niet zitten maken aan de hand van berekeningen die laten zien waarvan hijzelf het meeste voordeel had. Nee, hij heeft zich laten leiden door God en door zijn liefde voor Christus en de Zijnen.

Hij is geen wispelturig man zoals van hem verondersteld wordt. Je kent waarschijnlijk wel van die mensen die van alles beloven, maar van wie je weet dat ze hun belofte toch niet nakomen. Zulke mensen zijn niet geloofwaardig. Voor gelovigen is zo’n gedrag Christus onwaardig.

De Heer Jezus heeft gezegd dat ons woord ‘ja’ ook ‘ja’ moet zijn en dat ons ‘nee’ ook echt ‘nee’ moet betekenen (Mt 5:37; Jk 5:12). Kennen de mensen jou zo? Dan is het niet nodig om jouw ‘ja’ of ‘nee’ te onderstrepen met allerlei vrome en plechtige betuigingen. Men zal van jou op aan kunnen, dat je betrouwbaar bent in wat je zegt.

Als Paulus iemand zou zijn geweest die ‘ja’ zei, maar ‘nee’ deed, hoe zou men dan verder op hem kunnen vertrouwen? Hoe zou hij dan anderen leiding kunnen geven? Je weet immers niet wat je aan hem hebt? Zo iemand heeft zichzelf niet in de hand. Je moet ervan op aan kunnen dat iemand de waarheid spreekt, anders komt alles wat hij zegt op losse schroeven te staan.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 1:12-17.

Verwerking: Kan men altijd van jou op aan? Hoe reageer je op een valse beschuldiging?

Copyright information for DutKingComments