2 Corinthians 1:21-22

In Hem is het ja

2Ko 1:18. God is getrouw! Dat staat tegenover alle ontrouw en wispelturigheid waarvan Paulus beschuldigd wordt. Hij zegt niet: ‘Ik ben trouw.’ Dat oordeel laat hij aan God over. Hij weet dat God trouw is in alles wat Hij heeft gezegd. God is niet Iemand Die nu eens dit en dan weer dat zegt. In wat Hij zegt, ligt geen onzekerheid. Hij verandert Zijn voornemens niet. Je kunt ervan op aan dat Hij doet wat Hij heeft gezegd.

2Ko 1:19. Paulus heeft dat in zijn houding, in zijn gedrag en in zijn spreken duidelijk onderstreept. Wat hij in het woord van het evangelie aan de Korinthiërs heeft doorgegeven, getuigt daarvan. Hij heeft hun geen twijfelachtige dingen verkondigd. Glashelder heeft hij hun het evangelie voorgesteld, op een wijze die niets aan duidelijkheid te wensen heeft overgelaten. Hoe kan dat ook anders, want de inhoud van zijn prediking is “de Zoon van God, Jezus Christus”.

Met het noemen van deze Naam raakt hij de kern van het evangelie en tevens het centrum van alle plannen van God. Bij God gaat alles om de eer en verheerlijking van de Heer Jezus. Dat is iets waarvan je steeds meer doordrongen moet raken, net zoals Paulus daarvan zó diep doordrongen was, dat het zijn levensweg bepaalde.

In de namen van de Heer Jezus zie je Zijn heerlijkheid. In de naam ‘Zoon van God’ komt Zijn eeuwige Godheid naar voren. Hij is de eeuwige Zoon. In de naam ‘Jezus’ komt Zijn vernedering tot uiting. Het is de naam die Hij ontving nadat Hij als Mens op aarde was gekomen om het verlossingswerk te volbrengen. De naam ‘Christus’ betekent ‘gezalfde’. Hierbij mag je denken aan Hem als Degene Die al de raadsbesluiten van God zal vervullen.

Als je Hem zó voor je aandacht hebt, dan kun je je toch niet voorstellen dat je maar wat heen en weer praat en een beetje aanrommelt met je eigen plannen? Dan is er maar één verlangen: in je spreken en gedrag te laten zien dat Christus Jezus alles voor je is. Er zullen dan steeds meer onzekerheden uit je leven verdwijnen. Dat is natuurlijk een proces, dat gebeurt niet van de ene op de andere dag. Je zult merken dat je na verloop van tijd niet meer zo heen en weer geslingerd wordt in je gevoelens. Je weet wel dat alles in Christus ‘ja en amen’ is, maar je beleeft het niet altijd zo. Je kunt je daarom het beste bezighouden met de dingen die vast en zeker zijn. Daar kun je je aan optrekken. Zo wordt het hier voorgesteld.

2Ko 1:20. We zien regelmatig dat Paulus het over praktische dingen heeft en daar dan direct iets van de Heer Jezus mee verbindt. Een voorbeeld daarvan vind je in 2 Korinthiërs 8 en 2 Korinthiërs 9. Daar heeft hij het over geld geven door de gelovigen aan anderen die gebrek lijden. Dat doet hij niet zonder ook hierbij de Heer Jezus en God voor te stellen (2Ko 8:9; 2Ko 9:15). Telkens als hij iets alledaags behandelt, laat hij zien hoe het bij de Heer Jezus en God is. Zo is dat ook hier. Als hij het heeft over zijn dienst, laat hij zien dat die in verbinding staat met onwankelbare beloften van God. Wat hij de gelovigen voorhoudt, de inhoud van zijn prediking, is vast omdat het gaat over God en de Heer Jezus.

God zal al Zijn beloften waarmaken in de Heer Jezus. Of het nu gaat om Israël of om de gemeente, God laat niets onvervuld. In het Oude Testament lees je veel dingen die aan Israël zijn beloofd. Het lijkt er nu nog helemaal niet op dat al die beloften in vervulling zullen gaan. En als het van dat weerspannige volk zou afhangen, komt er ook niets van terecht. Maar de Heer Jezus zal Israël in het bezit brengen van alle zegeningen die God aan Zijn volk heeft beloofd. Hij kan en zal dat doen omdat Hij op het kruis is gestorven en de schuld van het boetvaardige volk heeft weggedaan.

Wanneer Hij terugkomt, zal Hij eerst alle goddelozen uitroeien uit het volk. Als dat is gebeurd, zijn er alleen gelovige Israëlieten overgebleven, dat is het boetvaardige volk dat zijn schuld voor God heeft beleden. Dit is “heel Israël” dat behouden zal worden (Rm 11:26). Zij vormen het volk waarover de Heer Jezus Koning zal zijn. Dit is het volk dat alle zegeningen die God aan dat volk heeft beloofd, op aarde zal ontvangen tijdens de duizendjarige regering van de Heer Jezus.

Er zijn ook beloften die God gedaan heeft met betrekking tot de gemeente. Ook die zal Hij vervullen door de Heer Jezus. Die vervulling zal niet plaatshebben op aarde, zoals bij Israël, maar in de hemel.

Hij zal alles vast en zeker tot een goed einde brengen. Dat is het “amen” van dit vers. Als God of de Heer Jezus ‘amen’ zegt, betekent dat dat ‘het zo is en zo zal zijn’. Het geeft de absolute zekerheid aan van wat er is gezegd of beloofd. De Heer Jezus heeft altijd geleefd om God te verheerlijken en dat zal Hij doen tot in alle eeuwigheid.

Het grote wonder is, dat Hij God ook “door ons” zal verheerlijken, door ons die vroeger verloren zondaars waren. Het is toch een groot wonder dat jij en ik gered zijn en nu bij de gemeente mogen horen? Dat komt door het werk van de Heer Jezus. En alles wat de Heer Jezus heeft gedaan op aarde en wat Hij doet in de hemel, was en is altijd tot heerlijkheid van God. Ook de resultaten van Zijn werk zijn tot heerlijkheid van God.

2Ko 1:21. God heeft nog meer met ons gedaan. Hij heeft ons bevestigd in Christus, dat wil zeggen: Hij heeft ons vast verbonden met Christus. We zitten onlosmakelijk aan Christus vast. Als God Christus ziet, ziet Hij ons.

En Hij heeft nog meer gedaan. Hij heeft ons ook “gezalfd” met de Heilige Geest, net zoals Hij dat bij de Heer Jezus heeft gedaan. Bij ons gebeurde dit pas, nadat we van onze zonden waren verlost. Bij de Heer Jezus kon het direct bij Zijn doop gebeuren (Mt 3:16; Hd 10:38), dat is aan het begin van Zijn openbare optreden, omdat Hij volmaakt was. Deze zalving geeft aan dat we een bijzondere plaats hebben in het hart van God.

In het Oude Testament werden koningen, priesters en soms profeten met olie gezalfd. Door deze zalving werden ze tot hun dienst gewijd. De zalving gaf hun die speciale plaats te midden van het volk van God waardoor zij wisten dat God hen voor die plaats had uitgekozen. Door de zalving waren ze zich daarvan bewust. Hetzelfde geldt voor jou. Je bent, nadat je geloofd hebt, gezalfd met de Heilige Geest (1Jh 2:20; 27). Daardoor heeft God jou voor Zichzelf en Zijn dienst afgezonderd. De Heilige Geest geeft je daarvan ook het bewustzijn.

2Ko 1:22. Je bent ook verzegeld met de Heilige Geest. Dat betekent dat je Zijn eigendom bent. Hij heeft recht op jou en je behoort Hem toe. Hier heb je de zekerheid dat de duivel en zijn engelen niets meer over jou hebben te zeggen.

Ten slotte wordt de Heilige Geest, Die in onze harten is gegeven, “het onderpand” genoemd. Dit laat twee dingen zien. In de eerste plaats toont een onderpand aan dat het volle bezit van iets anders nog niet jouw deel is. Je wacht nog op de vervulling. In de tweede plaats is het onderpand als het ware een voorschot op de vervulling. Je kunt er nu al van genieten. In 2 Korinthiërs 5 lees je over hetzelfde onderpand (2Ko 5:5). Daar gaat het om het verlangen naar het huis dat God voor ons in de hemel heeft bereid. Hier gaat het om het genieten van de beloften die God gedaan heeft.

Daarvan mag en kun je nu al genieten doordat de Heilige Geest in je hart gegeven is. Je hart is het centrum van je leven en beleven. De dingen die je mag genieten, mag je in heel je leven uitwerken, in alles wat je doet en zegt. Geeft dit geen grote glans aan het zogenaamde gewone leven van alledag?

2Ko 1:23. De ware reden waarom Paulus nog niet naar Korinthe is gegaan, is liefde. Alle beschuldigingen vanwege de verandering van zijn reisplan zijn vals en hij wijst ze resoluut van de hand. God is zijn Getuige! Als hij naar Korinthe was gegaan terwijl er in geestelijk opzicht nog heel wat op de Korinthiërs was aan te merken, dan had hij streng tegen hen moeten optreden. Hij had hen er dan danig van langs moeten geven. Dat wilde hij hen besparen. Hij heeft gewacht tot zij, naar aanleiding van zijn eerste brief, ervan overtuigd zijn geraakt dat er inderdaad dingen bij hen waren die niet deugden.

2Ko 1:24. De houding die hij tegenover de Korinthiërs aanneemt, lijkt op een heersen over hun geloof, maar dat is het niet. Geen enkele apostel, ook Paulus niet, heeft zich ooit willen plaatsen tussen de gelovige en God. Nooit zal een mens, hoe hoogbegaafd ook, tussen jou en God in mogen staan.

Wanneer je nog jong bent in het geloof, loop je de kans dat je je geloofsleven gaat opbouwen naar het voorbeeld van christenen die je aanspreken. Dat is op zichzelf niet zo erg, als je er maar voor zorgt dat jij zelf in een goede persoonlijke relatie met de Heer Jezus komt of blijft. Anders loop je het gevaar dat je alles gaat nadoen van je voorbeeld zonder dat je er met de Heer over gesproken hebt. Lot was iemand die in zijn geloofsleven helemaal op Abraham leunde. Abraham was zeker een groot gelovige, maar hij was geen volmaakt voorbeeld. Er bestaat geen mens die een volmaakt voorbeeld is.

Laat je in je geloofsleven niet door anderen overheersen en heers zelf ook niet over het geloof van anderen. Paulus wil niet heersen, maar eraan meewerken dat de Korinthiërs weer echt blij kunnen zijn. Zonde in de gemeente maakt niemand blij. Pas nadat de zonde is weggedaan, is er weer blijdschap. Dáárom heeft hij hun geschreven, en niet om over hen te heersen. Ze staan trouwens “door het geloof”. Dat betekent dat zij op God gericht zijn en niet op mensen.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 1:18-24.

Verwerking: Dank God voor alle zekerheden die je in Hem en de Heer Jezus hebt ontvangen. Noem die zekerheden met name.

Copyright information for DutKingComments