2 Corinthians 11:32-33

Het lijden van Paulus

2Ko 11:24. De Joden hebben hem tot vijf keer toe negenendertig stokslagen gegeven. De wet staat toe om in voorkomende gevallen een straf van veertig stokslagen te geven (Dt 25:3). Voor de zekerheid, om het toegestane aantal door een telfout niet te overschrijden, hield men bij negenendertig op. Stel je eens voor wat dat geweest moet zijn. Ook de eerste keer zal geen pretje geweest zijn, maar elke volgende keer wist hij wat hem te wachten stond.

2Ko 11:25. Door de roeden, de geselingen, is zijn rug driemaal opengereten. ‘Slechts’ één keer is hij gestenigd. Normaliter gebeurt je dat ook maar één keer. Daarom lieten zijn vijanden hem voor dood liggen (Hd 14:19).

Drie keer was hij passagier op een schip dat schipbreuk leed. Daarbij heeft hij een keer vierentwintig uur in het water rondgedreven voordat hij gered werd.

2Ko 11:26. Om overal het evangelie te prediken was hij voortdurend op reis. Reizen was in die tijd geen ongevaarlijke bezigheid. In de eerste plaats was er geen modern wegennet, met bruggen en tunnels, zoals wij dat hier in het Westen kennen. Snelstromende “rivieren” oversteken was een riskante aangelegenheid.

Daarbij komen de gevaren van de kant van de mensen: van “rovers”, “volksgenoten” (Joden) en “volken” (heidenen). De “stad” bood geen bescherming en de “woestijn” en de “zee” al helemaal niet. Nergens was hij veilig, nergens was een plekje waar hij rust had.

Als hij al dacht dat hij in de gemeente wat op adem kon komen, dan had hij daar te maken met “valse broeders”, mensen die deden alsof ze bij de gemeente hoorden, maar die in werkelijkheid de waarheid van God verdraaiden.

2Ko 11:27. De grote apostel was geen gemakkelijk leven beschoren. Het was

1. héél hard werken – “in arbeid en moeiten”;

2. goed opletten – “in waken”;

3. weinig te eten en te drinken hebben – “in honger en dorst”;

4. soms daar ook vrijwillig afstand van doen – “vasten”;

5. kou lijden en weinig kleren hebben om warm te worden – “in koude en naaktheid”.

Dat Paulus onder deze ontberingen heus niet stoïcijns bleef, kun je bijvoorbeeld opmaken uit 2 Timotheüs 4 waar hij aan Timotheüs vraagt om zijn mantel mee te nemen (2Tm 4:13a). Het lijkt mij dat hij daar niet om gevraagd zou hebben als hij zich behaaglijk door de zonnewarmte kon laten koesteren.

2Ko 11:28. Wat hem waarschijnlijk het meest pijn deed, is de dagelijkse “bezorgdheid over al de gemeenten”. Je leest dat hem dat “overvalt”. Overal waar hij het evangelie heeft gepredikt, zijn gemeenten ontstaan. Dat is een vreugdevolle zaak geweest, maar daarbij bleef het niet. Het is belangrijk dat in die ontstane gemeenten de gelovigen zullen groeien in de genade en de kennis van de Heer Jezus en dat zij niet zullen verslappen in het leren kennen van Gods gedachten over hun leven. De vijand, de duivel, doet er alles aan om gelovigen ertoe te brengen weer dingen in hun leven toe te laten waardoor de Heer Jezus onteerd wordt. Daarover is Paulus bezorgd.

2Ko 11:29. Deze opsomming laat zien dat je niet met Paulus ‘de krachtpatser’ te maken hebt, maar met iemand die enorm zwak is. Niemand kan in eigen kracht deze ontberingen doorstaan. Is er wel iemand die nog meer heeft meegemaakt en daardoor het bewijs kan leveren dat hij nog zwakker is? Alleen de Heer Jezus gaat in zwakheid ver boven Paulus uit. Hij werd “in zwakheid gekruisigd” (2Ko 13:4a).

Alles wat Paulus heeft meegemaakt, is voor anderen misschien een aanleiding geweest om te vallen, dat wil zeggen om het volgen van Christus op te geven. Maar Paulus’ brandende liefde voor Christus heeft hem op de been gehouden.

2Ko 11:30. Maakt dat Paulus groot? Nee, Paulus wijst elk eerbetoon voor hem van de hand. De enige roem die er is, is een roemen in zijn zwakheid. Die zwakheid heeft hij door alle ervaringen heen steeds dieper gevoeld.

2Ko 11:31. Elke beschuldiging van eerzucht of eigendunk of een zoeken van zichzelf wordt afgedaan met een krachtig beroep op “de God en Vader van de Heer Jezus, Hij Die gezegend is tot in eeuwigheid”. Hij weet dat Paulus niet liegt en Paulus prijst Hem dwars door alle lijden heen dat hem is overkomen.

2Ko 11:32-33. O ja, er is nog iets wat hem te binnen schiet, iets wat hem nog zwakker en geringer maakt dan hij al is. Hij is een keer op een minderwaardige, bijna belachelijke manier uit een hachelijke situatie ontsnapt. Niet door een of ander wonder, door bijvoorbeeld de vijanden met blindheid te slaan of hen te verlammen of op een slimme manier te misleiden. Niets van dat alles.

Toen hij eens in een stad gevangenzat, werd hij in een mand langs de stadsmuur naar beneden gelaten. Je ziet hem hangen, in een mandje, de grote apostel. Een allesbehalve spectaculaire ontsnapping, niet bepaald iets om indruk mee te kunnen maken. Ja, zo is deze apostel.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 11:24-33.

Verwerking: Welke zwakheden, zoals door Paulus hier bedoeld (het hoeven niet dezelfde te zijn), heb jij?

Copyright information for DutKingComments