2 Corinthians 12:14

Paulus’ zorg voor de Korinthiërs

2Ko 12:11. Paulus kijkt terug op zijn verdediging. Hij herhaalt wat hij steeds heeft benadrukt, namelijk dat hij “onwijs” is geworden om over zichzelf te spreken. De Korinthiërs hebben hem daartoe gedwongen door hun oren te laten hangen naar andere, valse apostelen. Deze mensen hebben negatief over Paulus gesproken. De Korinthiërs hebben zich door deze geluiden laten beïnvloeden en dat, terwijl ze toch beter moeten weten. Is Paulus niet het middel geweest waardoor ze tot geloof in de Heer Jezus zijn gekomen?

Zijn zelfverdediging zou niet nodig geweest moeten zijn. Zij hadden hem moeten verdedigen! In niets is hij de mindere geweest van de apostelen die met de Heer Jezus zijn geweest. Dat betreft dan zijn dienst. Zijn persoon betekent voor hemzelf niets.

2Ko 12:12. Toen hij bij hen was, zijn zij getuigen geweest van tekenen en wonderen en krachten die hij heeft gedaan. Dat zijn geen ‘toevalstreffers’ geweest, maar het zijn dingen die hij met “alle volharding” heeft gedaan. Uit de volharding die iemand toont, blijkt hoe hij is. In het geval van Paulus konden de Korinthiërs daaraan zien dat hij stond voor wat hij predikte en dat zijn zending een zending van Hogerhand was.

2Ko 12:13. Vergeleken met andere gemeenten zijn zij niets tekortgekomen. Hij heeft zich net zo volledig voor hen ingezet als voor andere gemeenten. Het enige verschil is dat hij van hen geen geld heeft aangenomen, terwijl hij dat wel van andere gemeenten heeft gedaan. Willen ze dat uitleggen als een bewijs dat hij niet echt om hen geeft? Hij heeft hun al eerder verteld dat hij op geen enkele wijze de indruk wil wekken op eigen voordeel uit te zijn.

Hun geestelijke toestand is zo, dat zij zich er alleen maar op zouden beroemen dat ze ook hun steentje hadden bijgedragen in het onderhoud van de apostel. Dat wil hij voorkomen. Hij wil zonder enige verplichting tegenover hen staan en hun in alle vrijheid kunnen vertellen wat er aan hen mankeert. Noemen zij het een onrecht dat hij geen beroep op een financiële bijdrage van hun kant heeft gedaan? Hij vraagt daarvoor ietwat ironisch om vergeving.

2Ko 12:14. Tegelijk zegt hij dat hij niet anders zal handelen als hij “deze derde keer” bij hen komt. Hij zal dan opnieuw geen geld van hen aannemen.

Hoe kan Paulus trouwens spreken over ‘deze derde keer’, terwijl nergens uit de reisbeschrijving die we in het boek Handelingen van hem hebben, blijkt dat hij een tweede bezoek aan Korinthe heeft gebracht? Een verklaring kan zijn dat hij zich een tweede bezoek had voorgenomen, maar dat hij dat vanwege de slechte toestand van de Korinthiërs had uitgesteld. Hij wilde hun een streng optreden van zijn kant besparen en hun de gelegenheid geven de dingen die niet goed zijn in orde te brengen. Deze gedachtegang valt af te leiden uit wat hij zegt in 2 Korinthiërs 1 (2Ko 1:15; 23).

Nu staat hij dan voor de derde keer gereed om te komen, en hij wil graag komen omdat hij het goede voor hen op het oog heeft. Het gaat hem om hen persoonlijk en niet om hun geld of bezittingen. Zij zijn zijn kinderen in het geloof. Als een echte, zorgzame ouder is hij er niet op uit om zoveel mogelijk profijt van zijn kinderen te trekken, maar legt hij alles ten koste om hun te geven wat zij nodig hebben. Net zoals ouders voor hun kinderen sparen, zo heeft Paulus in geestelijk opzicht grote rijkdommen waaruit hij aan hen wil meedelen.

2Ko 12:15. En of ze nu begrijpen waarom hij zich zo gedraagt of niet, het maakt voor hem niets uit. Hij heeft hen buitengewoon lief. Wat hij hier zegt, is een mooi bewijs van echte liefde. Ook als liefde niet beantwoord wordt, of zelfs verkeerd wordt uitgelegd, blijft ze werkzaam. Ondanks alle moeite die de Korinthiërs hem bezorgen, blijft hij voor hen zorgen. Ja, juist de moeite die ze hem geven, maakt zijn zorg voor hen des te groter en zijn liefde voor hen wordt er alleen maar overvloediger door.

Wie is beïnvloed door kwaadsprekerij, legt alles wat de ander doet verkeerd uit. Paulus wordt daardoor niet ontmoedigd. Hij gaat de onderste weg. Hij wil alles wat hij heeft en zelfs zichzelf ten koste leggen aan hen, als het met hen maar in orde komt en zij de rechte weg van de Heer weer gaan.

2Ko 12:16-17. Willen ze ondanks alles deze bewijzen van zijn liefde niet accepteren? Het zij zo. Hij heeft hen niet bezwaard. Zijn handelwijze mogen ze wat hem betreft gerust als sluw en listig uitleggen, als ze ook maar bedenken dat hij op geen enkele wijze op eigen belang uit is geweest.

Hij heeft dat zeker niet op een slinkse manier gedaan, bijvoorbeeld door middel van anderen. Ze kunnen misschien wel denken dat hij het zelf dan wel niet geweest is, maar dat hij wel anderen had gestuurd en dat hij op die manier winst heeft gemaakt.

2Ko 12:18. Hij kan hen ook wat dat betreft rustig in de ogen kijken en hen zelfs uitdagen over het gedrag van Titus en de broeder die bij Titus was. Ze moeten wel toegeven dat deze twee broeders dezelfde geest van liefde en dienen uitademden die ze bij Paulus hebben opgemerkt en dat zij op dezelfde wijze te werk zijn gegaan.

2Ko 12:19. Wat is een eenmaal gezaaid wantrouwen dat wortel heeft geschoten hardnekkig en moeizaam uit te roeien. Die valse leraren hebben hun werk goed gedaan. Maar Paulus is onvermoeibaar om de vertrouwensbreuk te herstellen. De gedachte die bij hen heeft postgevat, alsof hij zichzelf wil verdedigen, wordt door Paulus in Gods tegenwoordigheid gebracht. Dat kun je alleen doen als je een volkomen rustig geweten hebt, en dat heeft Paulus. Christus is de inhoud van zijn dienst. De tegenwoordigheid van God is het uitgangspunt van zijn prediking. Het doel van zijn dienst is de gelovigen in Korinthe op te bouwen.

En kijk eens hoe hij ze aanspreekt? Hij noemt ze “geliefden”. Dat is geen los gezegde, maar geeft de gevoelens van zijn hart weer. Dat is de beste manier om dwalende gelovigen te winnen. Houdt dat in dat je het verkeerde maar door de vingers moet zien? Nee, beslist niet. De liefde “verblijdt zich niet over de ongerechtigheid, maar verblijdt zich met de waarheid” (1Ko 13:6).

2Ko 12:20. Daarom voegt Paulus aan zijn opmerkingen een waarschuwing toe die hen diep moet raken. Er is nog een aantal zaken niet in orde. Het rijtje dat hij noemt, zuigt hij niet uit zijn duim. Het zijn dingen die onder de gelovigen in Korinthe gevonden worden. En ook vandaag kunnen ze er nog zijn.

2Ko 12:21. Als Paulus bij zijn komst deze dingen aantreft, zal dat voor hem een vernedering betekenen. Hij zal het voelen alsof God hem deze vernedering aandoet en nog wel in hun bijzijn. Hij zal het als een persoonlijk falen tegenover God ervaren dat hij er niet in geslaagd is hen het verkeerde te laten wegdoen. Wat een verdriet zal hij hebben als hij moet vaststellen dat velen nog steeds geen berouw hebben getoond over de zonden die ze hebben gedaan. Zonde maakt meer kapot dan je lief is.

Het is ook niet voldoende om met de zonde te breken. Het is noodzakelijk er oprecht berouw over te hebben. Dan pas is er weer de openheid om de zegeningen die God geeft door middel van zijn dienaars, te ontvangen en ervan te genieten. Als er geen oprecht berouw is over een zonde, is de kans levensgroot aanwezig om weer in die zonde te gaan leven.

Als je nog even terugdenkt aan het begin van dit hoofdstuk, zie je een groot contrast met het slot. Het hoofdstuk begint met een mens in Christus die is opgenomen tot in het paradijs en het eindigt met mensen die geen afstand hebben genomen van de vreselijkste zonden. Beide zijn mogelijk. Ik hoop dat jij echt afstand hebt genomen van je vroegere zonden, met berouw, en dat je leeft als een mens in Christus.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 12:11-21.

Verwerking: In welke verhouding staat Paulus tot de Korinthiërs? Op welke manier geeft hij daaraan uiting?

Copyright information for DutKingComments