2 Corinthians 6:1-2

De weg van Gods dienaars (I)

2Ko 6:1. De laatste verzen van het vorige hoofdstuk houden een vermaning in voor alle mensen die nog zonder God en Christus in de wereld leven. Deze vermaning luidt: “Laat u met God verzoenen.” In het eerste vers van dit hoofdstuk staat een vermaning die aan de gelovigen in Korinthe is gericht en over hun hoofden heen aan allen die zich christen noemen. Die vermaning luidt: “Dat u de genade van God niet tevergeefs ontvangt.” Kan dat dan, de genade van God ontvangen op een manier die niets uitwerkt? Dat kan inderdaad.

Voor een kind van God is de behoudenis vast en zeker. Dat is een absolute waarheid die gegrond is op het geloof in het werk van de Heer Jezus. Dit werk is helemaal buiten jou om volbracht en door God aangenomen. Ieder die er deel aan heeft, is volmaakt gered. Maar er is nog een andere waarheid, namelijk die van de verantwoordelijkheid. Bij de voorstelling van die zijde van de waarheid gaat het erom dat anderen in jouw leven kunnen zien dat jij een kind van God bent. Dat is bijvoorbeeld te zien aan de wijze waarop jij met de Bijbel omgaat. Hoe reageer jij als jou iets uit de Bijbel wordt voorgehouden?

Als iemand echt bekeerd is, zal hij de Bijbel liefhebben en graag willen doen wat daarin staat. Als iemand alleen maar de aangename dingen van het christen-zijn wil horen en doen, kun je wel een vraagteken zetten bij zijn belijdenis dat hij een gelovige is. Van deze kant benadert Paulus de zaak hier. Tussen de ware kinderen van God kunnen ook mensen zitten die alleen maar met het verstand of met het gevoel Gods dingen benaderen, terwijl het hart en het geweten nooit in Gods licht zijn geweest. Zo iemand is nooit met werkelijk berouw over zijn zonden tot God gegaan.

Het is niet voldoende, te weten dat God genadig is. In de brief van Judas wordt zelfs gesproken over mensen “die de genade van onze God veranderen in losbandigheid” (Jd 1:4). Iemand kan op een verkeerde manier met de genade van God omgaan. De genade van God blijft in zo’n geval zonder uitwerking of krijgt een verkeerde uitwerking.

2Ko 6:2. Voor wie echt gelooft, volgt in dit vers een woord dat als een toetssteen dient om te weten of er sprake is van echte bekering. Het eerste deel van dit vers is een aanhaling uit Jesaja 49. Daar gaat het om de verhoring door God van de Knecht van de HEERE, dat is de Heer Jezus. De Heer Jezus zegt daar dat Zijn werk geen resultaat heeft. Dan zegt God dat Hij Zijn zegen aan het werk van Zijn Zoon zal verbinden. De aangename tijd, de tijd van de verhoring, is gekomen toen de Heer Jezus door God uit de doden werd opgewekt.

Een verdere verhoring zal plaatsvinden als de Heer Jezus uit de hemel terugkomt om alles in bezit te nemen wat God Hem als loon op Zijn werk heeft gegeven. Tussen deze twee verhoringen in leven wij. En wat is het schitterend te zien dat er ook voor ons een aangename tijd is en een dag van behoudenis, en dat is nú. Ieder die zijn zonden belijdt en met berouw tot God gaat en Hem vraagt om behouden te worden, wordt verhoord en ontvangt de behoudenis.

Dat heeft Paulus gepredikt en dat hebben de Korinthiërs geloofd, en daaraan herinnert hij hen. Hij zegt als het ware: ‘Denk er wel om dat jullie er blijk van geven dat jullie onze prediking nooit echt geloofd hebben als jullie ons als dienaars laten vallen. Het kon dan wel eens allemaal tevergeefs zijn geweest.’

2Ko 6:3. Paulus heeft reden om de Korinthiërs zo toe te spreken. Er zijn valse apostelen gekomen die Paulus en zijn medewerkers zwart maken, alsof zij op eigen roem en eer uit zijn. In 2 Korinthiërs 10-11 gaat Paulus daar uitvoerig op in. De Korinthiërs zijn geneigd naar deze zogenaamde predikers te luisteren. Deze predikers stellen de zaken van het geloof veel gemakkelijker voor dan Paulus heeft gedaan. En op welke wijze heeft Paulus zich dan een dienaar van God betoond? Zeker niet als iemand die zelf een gemakkelijke weg gaat, terwijl hij aan anderen predikt dat ze nauwgezet moeten leven.

Nee, de manier waarop hij leeft, is helemaal in de lijn van wat hij anderen voorhoudt. Hij doet er zijn uiterste best voor om geen struikelblok te vormen. Hij zou een struikelblok zijn als hij een verschil zou laten zien tussen wat hij zei en wat hij deed. Dat zou pas echt lastering van zijn dienst tot gevolg hebben.

Dat is het juist wat zoveel mensen als kritiek uiten als je met hen spreekt over het evangelie. Ze weten dan altijd wel voorbeelden aan te halen die gaan over ‘mensen die ‘s zondags vooraan in de kerk zitten en ‘s maandags proberen je een poot uit te draaien’. Je woorden zullen nooit effect hebben als je in je leven niet waarmaakt wat je zegt. Betekent dat dan dat je volmaakt moet zijn voordat je kunt getuigen? Nee, als je het maar belijdt wanneer je een fout hebt gemaakt. Bij Paulus kon de vinger niet op een inconsequent gedrag worden gelegd, en ik hoop dat dat bij jou ook het geval is.

2Ko 6:4. Je kunt zeggen dat 2Ko 6:3 de negatieve kant laat zien: zorgen dat er niets op je aan te merken valt. Dan komt in 2Ko 6:4 en de volgende verzen de positieve kant, hoe je kunt laten zien dat je een echte dienaar van God bent. Paulus somt in die verzen maar liefst achtentwintig kenmerken op waaruit blijkt dat hij een echte dienaar van God is.

Het begint met “volharding”. Er wordt wel eens gezegd: ‘Een goed begin is het halve werk’, maar er moet wel aan toegevoegd worden dat het daar niet bij mag blijven. De andere helft moet wel volgen.

Volharding blijkt als ze op de proef wordt gesteld. De apostel noemt de dingen op waardoor dat allemaal kan plaatsvinden. Voordat je die lijst op je laat inwerken, mag je eraan denken dat God genoemd wordt “de God van de volharding” (Rm 15:5). Hij wil je helpen om ondanks alle beproevingen toch vol te houden. Kijk ook maar eens welke bemoedigingen er staan in 2 Thessalonicenzen 3 en Openbaring 3 (2Th 3:5; Op 3:10).

De eerste beproeving is “verdrukking”. Dat wil zeggen dat je onder druk komt te staan. Je mag denken aan gelovigen die vervolgd worden, maar je mag ook denken aan je eigen situatie. Hoe gemakkelijk kom je niet onder druk te staan omdat je weet dat er in allerlei situaties op je houding en reactie als christen wordt gelet. Luister naar wat de Heer Jezus tegen je zegt in Johannes 16: “In de wereld hebt u verdrukking, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen” (Jh 16:33b).

Het tweede, “noden”, heeft meer te maken met dingen die je ontbreken en die je toch nodig hebt. Je mag erop rekenen dat God in je nood zal voorzien.

Bij “benauwdheden” mag je denken aan ‘geen ruimte hebben om je te bewegen’, je in een situatie bevinden waarin je niet goed weet hoe je je moet opstellen om de eer van de Heer hoog te houden. Je voelt je dan enorm afhankelijk van de Heer. Hij zal ervoor zorgen dat je Hem niet verloochent.

Deze eerste drie beproevingen zijn algemeen van aard. Ze horen bij elkaar en God gebruikt ze als middelen waardoor jij je volharding kunt laten zien, terwijl je bij Hem terecht kunt voor wat je nodig hebt.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 6:1-4.

Verwerking: Hoe heb jij de genade van God ontvangen?

Copyright information for DutKingComments