2 Corinthians 6:14-18

Het ongelijke juk

2Ko 6:14. Over deze verzen is al heel wat gezegd en geschreven. En dat is niet voor niets. Ze zijn namelijk van groot belang voor je praktische geloofsleven. Je moet letten op het grote contrast tussen deze verzen en de verzen hiervoor. In de verzen hiervoor heeft Paulus een beschrijving gegeven van het leven van een echte dienaar van God. Heb je daarin iets kunnen ontdekken wat je eer en aanzien in de wereld kan opleveren? Nee toch? Maar daarop zijn de Korinthiërs juist uit. Ze willen ook van de wereld profiteren.

Als het om Paulus en zijn dienst gaat, zijn ze eng van hart. Maar o, wat zijn ze ruimhartig als het om hun omgang met de wereld gaat. Daar kunnen ze gemakkelijk mee samengaan. Daar kun je veel voordeel van hebben en het bespaart je ook dat nare, enghartige leven met al zijn ontberingen zoals Paulus dat meemaakt.

Helaas zijn er ook nu nog christenen, zowel jonge als oudere, die zo redeneren. Natuurlijk worden die dingen niet hardop gezegd, maar in hun leven blijkt dat nog niet alle banden met de wereld zijn doorgesneden. Het gaat hier om alle samenwerkingsverbanden waardoor de gelovige niet meer het rechte pad van gehoorzaamheid aan Gods Woord kan volgen.

Dat betekent niet dat je helemaal niet met ongelovigen mag omgaan. Wanneer je bijvoorbeeld denkt aan je werk- of schoolsituatie, ligt dat anders. Met je collega’s en medescholieren leef je niet per definitie onder een ongelijk juk. Het is je plicht om naar je werk en naar school te gaan. Het is verkeerd om daar onderuit te willen.

Het gaat om verbintenissen die tot ongehoorzaamheid leiden. Deze kunnen zakelijk zijn, of betrekking hebben op vriendschappen. Het geldt zeker ook, hoewel het daar niet in eerste instantie over gaat, voor het huwelijk. Begin daarom nooit aan een relatie met een ongelovige, dan zal er ook van een huwelijk nooit sprake kunnen zijn.

In het Oude Testament vind je dat God met het oog op een verbinding tussen Zijn volk en de omliggende volken op dezelfde wijze spreekt. In beeld heeft Hij dat laten zien in het voorschrift in Deuteronomium 22: “U mag niet ploegen met een rund en een ezel tegelijk” (Dt 22:10). Een rund is een rein dier; het kon aan God geofferd worden. Een ezel is een onrein dier; het moest de nek worden gebroken of worden gelost met een lam (Ex 13:13a). Net zomin als deze twee dieren samen konden ploegen, kunnen een gelovige en een ongelovige samengaan. Met dit beeld voor ogen laat Paulus de messcherpe scheiding zien die er bestaat tussen gelovigen en ongelovigen.

Voordat ik verder op deze verzen inga, wil ik je alvast wijzen op de 2Ko 6:17-18, waar een machtige belofte staat voor iedereen die de wereld vaarwel zegt. Heb jij het er op dit moment moeilijk mee om iets los te laten wat jou nog steeds aan de wereld verbindt? Heb je geen kracht om ermee te breken? Lees dan die verzen. Dat is om je vooraf te bemoedigen.

Nu terug naar 2Ko 6:14. Daar worden de Korinthiërs aangesproken om niet met ongelovigen onder een ongelijk juk te gaan. Weet je, als je leven niet helemaal voor de Heer Jezus is, is het automatische gevolg dat er verbindingen met de wereld komen. Om goed te laten zien waarom dit onmogelijk is, volgen enkele vergelijkingen die aantonen waarom het niet kan. Hierdoor wordt duidelijk dat een ongelovige zich door totaal andere motieven en gevoelens laat leiden dan een gelovige.

Het uitgangspunt en het doel van ieders leven is volkomen verschillend. Een ongelovige leeft vanuit een volledig andere bron dan een gelovige. Er is het grootst denkbare verschil tussen hen. Paulus laat de uitersten zien, niet om te overdrijven, maar omdat de zaken zo liggen en niet anders. Elke andere voorstelling van zaken vertroebelt de feiten.

Dit zijn de feiten:

1. “Gerechtigheid” is doen wat in overeenstemming is met het recht van God. “Wetteloosheid” is het doen van je eigen wil, zonder dat je enig gezag boven je erkent. Wat voor “deelgenootschap” hebben die twee met elkaar? ‘Deelgenootschap’ wil zeggen dat je samen ergens een gelijk aandeel in hebt. Gerechtigheid hoort bij het nieuwe leven van de gelovige. De ongelovige heeft dit nieuwe leven niet en luistert daarom niet naar God. Hij erkent Zijn gezag ook niet. Die twee uitingen in het leven van de een en van de ander liggen ver uit elkaar.

2. “Licht” en “duisternis” geven de sfeer aan waarin beide partijen zich bevinden. Op de eerste bladzijde van de Bijbel brengt God direct, nadat Hij het licht tevoorschijn heeft geroepen, een scheiding aan tussen licht en duisternis. Nog duidelijker dan bij het eerste feit zie je bij dit feit dat het absoluut ondenkbaar is dat er enige vorm van “gemeenschap” is tussen een gelovige en een ongelovige. ‘Gemeenschap’ wil zeggen dat er iets gemeenschappelijks is, een gemeenschappelijke belangstelling. In het licht geniet een gelovige van de omgang met God. In de duisternis geniet de ongelovige van de zonde.

3. 2Ko 6:15. “Christus” en “Belial” geven aan bij wie van de twee iemand hoort. De gelovige hoort bij Christus en de ongelovige bij Belial. Wie ‘Christus’ is, weet je. Hij is de Man naar Wie Gods hart uitgaat en naar Wie sinds je bekering ook jouw hart uitgaat. De naam ‘Belial’ komt in het Nieuwe Testament alleen hier voor. In het Oude Testament komt hij vaker voor. Oorspronkelijk betekende deze naam ‘waardeloosheid’ of ‘hopeloze puinhoop’; ‘opperste boosaardigheid’; ‘verwoesting’. Het is duidelijk een naam voor de satan. Kun jij ook maar één ding bedenken waarin Christus en Belial overeenstemmen?

4. “Gelovige” is de benaming voor de volgeling van Christus en “ongelovige” is de benaming voor een navolger van Belial. Een gelovige is iemand die zijn volle vertrouwen op Christus heeft gesteld, niet alleen voor de eeuwigheid, maar ook voor het dagelijkse leven. Een ongelovige kijkt niet naar Christus om. Het “deel” van de gelovige is Christus, en dat van de ongelovige is de satan.

5. 2Ko 6:16. In “Gods tempel” wordt God door de gelovige vereerd en gediend. Daar is geen plaats voor “afgoden”. Afgoden vullen het leven van de ongelovige. Paulus zegt van de tempel van God: “Wij zijn de tempel van de levende God.” Dat wil zeggen dat de gemeente de woonplaats van God is.

Je merkt het verlangen van God om bij de gelovigen als Zijn volk te wonen en te wandelen. Hij wil hun God zijn en Hij wil hen als Zijn volk kunnen erkennen. Met eerbied gesproken: God wil Zich bij hen thuis voelen, Zich vrij bij hen kunnen bewegen. Dat kan alleen als er geen storende elementen zijn. Die zijn er wel als de gelovigen zich verbinden met de wereld. In Psalm 93 staat treffend: “De heiligheid is een sieraad voor Uw huis, HEERE, tot in lengte van dagen” (Ps 93:5b).

Het logische gevolg van de opgesomde feiten kan niet anders zijn dan de oproep van 2Ko 6:17. Daarmee zullen we in het volgende stukje verdergaan.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 6:14-16.

Verwerking: In welk opzicht is er in jouw leven (misschien) nog sprake van een ongelijk juk?

Afzondering, waarvan en waartoe

2Ko 6:17. Het woord “daarom” is veelzeggend. God wil te midden van Zijn volk wonen en wandelen en dáárom kan Zijn volk zich niet verbinden met de wereld. Zijn volk moet zich radicaal gescheiden houden van de wereld en alles wat daar gevonden wordt. De voorgaande verzen hebben aangetoond dat die scheiding er is, maar Gods volk moet dat ook in de praktijk laten zien. Een gelovige moet elke verbinding verbreken waarin God geen plaats heeft, waarin geen rekening met Hem wordt gehouden.

Dit geldt in de eerste plaats voor relaties die een gelovige op vrijwillige basis is aangegaan. Het gaat om relaties waarin een gelovige met een ongelovige verantwoordelijkheid draagt en waarin compromissen moeten worden gesloten. Een ongelovige laat zich door totaal andere motieven leiden dan een gelovige. Een gelovige moet water bij de wijn doen. Josafat, een Godvrezende koning van Juda in het Oude Testament, gaat onder een “ongelijk juk” met Achab, een goddeloze koning van Israël (2Kr 18:3). Hoe God daarover denkt, lees je in 2 Kronieken 19 (2Kr 19:2). Helaas valt hij nog een keer in die fout. Lees maar na in 2 Kronieken 20 (2Kr 20:35-37). Je ziet dat daar de gevolgen ernstiger zijn dan bij de eerste keer.

Het kan ook anders. Ik ken jongens die in een muziekband hebben gespeeld. Daar zijn ze na hun bekering uitgestapt. Ze maken nog muziek, maar nu met gelovigen en voor de Heer. Ik ken gelovigen die verkering hadden met een ongelovige. Toen ze het verkeerde hiervan inzagen en voor God als zonde beleden, hebben ze die relatie verbroken. Soms heeft de Heer bewerkt dat de ander later tot bekering kwam en de relatie weer aangeknoopt kon worden.

In verbinding hiermee nog een enkel woord over het huwelijk. Wanneer er eenmaal een huwelijk is gesloten, mag dat niet verbroken worden. God haat de echtscheiding (Ml 2:16). De opdracht ‘gaat weg uit hun midden’ geldt niet voor een eenmaal gesloten huwelijk (1Ko 7:10-11). Al die andere verbindingen, waarin je je samen met ongelovigen inspant om een gemeenschappelijk doel te bereiken en waarin je God niet de eerste plaats kunt geven, moet je opgeven en loslaten. Je kunt daarbij denken aan een zaak die je samen met iemand anders zou willen opzetten, waarbij je samen verantwoordelijk bent voor de bedrijfsvoering. Die ander met wie je dat wilt doen, mag op grond van wat hier staat geen ongelovige zijn.

Gehoorzaamheid aan wat hier staat, heeft menigeen veel moeite gekost. Het kan pijnlijk zijn om je af te zonderen. Het kan ook pijnlijk zijn voor die ander van wie jij je afzondert omdat die de indruk kan krijgen dat jij je beter voelt. Dat mag nooit de reden zijn. Probeer de ander duidelijk te maken waarom je in de betreffende situatie niet met hem of haar kunt samengaan. Of je begrepen zult worden, kan ik niet zeggen, maar het is je verantwoordelijkheid tegenover de Heer om je aan Zijn Woord te houden.

2Ko 6:18. Je zondert je ergens van af. Als het daarbij zou blijven, zou het niet meer zijn dan farizeïsme, een soort heiligingsleer die aangeeft dat je je boven anderen verheven voelt. Afzondering heeft echter geen negatief, maar een positief doel. God wil dat jij afgezonderd bent voor Hém. Om je zover te brengen doet Hij een grote belofte, waarin Hij laat zien wat Hij met je doet en wat Hij voor je wil zijn.

1. “Ik zal u aannemen.” Misschien zeg je: ‘Maar ik was toch al aangenomen?’ Ja, dat is zo, maar in dit vers gaat het erover dat je daar in de praktijk ook het genot van hebt. Wanneer jij je niet afzondert, kan God je niet laten voelen dat Hij je heeft aangenomen. Dat geldt ook voor het volgende.

2. “Ik zal u tot Vader zijn, en u zult Mij tot zonen en dochters zijn.” Ook hier kun je zeggen: ‘Dat was toch al zo?’ Ja, maar Hij kan je niet laten voelen dat je waardevol voor Hem bent. Een voorbeeld: Mijn kinderen zijn en blijven mijn kinderen, wat ze ook doen. Toch kan ik ze mijn vaderliefde niet laten voelen als ze ongehoorzaam zijn. Zo is het ook met de Vader in de hemel. Hij kan kinderen van Hem die zich als wereldse mensen gedragen, niet als Zijn kinderen erkennen. Hij schaamt Zich voor hen. Hij wil graag dat Zijn kinderen Zijn eigenschappen laten zien.

De kracht om je af te zonderen ligt in “[de] Heer, [de] Almachtige”. ‘De Heer’ ziet op de verbinding die God had met Israël en op de beloften die Hij dat volk heeft gedaan. Al die beloften zullen worden vervuld. ‘De Almachtige’ is de naam van God waarmee Hij Zich aan Abraham bekendmaakte. Abraham is een goed voorbeeld van iemand die zich heeft afgezonderd van zijn familie en die als een afgezonderde heeft geleefd in een heidens land. Hij heeft zijn geloofsvertrouwen op God gesteld. God was voor hem Degene Die alles wat Hij beloofd heeft, ook zal waarmaken. Voor zo iemand schaamt God Zich niet om zijn God genoemd te worden (Hb 11:16).

En wat heeft God Abraham gezegend! In Jesaja 51 staat een mooi vers: “Aanschouw Abraham, uw vader, … Want toen hij [nog] alleen was, riep Ik hem” (Js 51:2). Wanneer jij je afzondert, kan dat tot gevolg hebben dat je alleen komt te staan. Denk dan aan Abraham en zie wat God met hem heeft gedaan. Als je gehoorzaam bent, zul je de zegen ervan ervaren. Je zult God al wel zó goed kennen, dat je weet dat Hij alles wat jij voor Hem opgeeft, dubbel en dwars teruggeeft. God zal nooit iemand iets schuldig blijven.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 6:17-18.

Verwerking: Wat is het resultaat als je een verkeerde verbinding verbreekt?

Copyright information for DutKingComments