2 Corinthians 8:21

Diakenen

Na alles wat Paulus over het geven heeft gezegd, is er nu een belangrijke vraag te beantwoorden. Die vraag is: Wie zijn de mensen die ervoor zorgen dat het geld – en wel alle geld en niet een gedeelte – op de bestemde plaats terechtkomt? Het is terecht dat naar hun betrouwbaarheid gekeken wordt. Als je (veel) geld gegeven hebt, zal het je zeker niet onverschillig laten of het de plaats van bestemming bereikt.

De personen die de giften van de Korinthiërs komen ophalen en meenemen naar Jeruzalem, worden door Paulus aan hen voorgesteld. Hij doet dat om niet de schijn op zich te laden dat hij op eigen voordeel uit is. Hij doet dat ook om aan de Korinthiërs te laten zien dat er zorgvuldig met hun geld wordt omgegaan. Het is een verantwoording die hij graag op zich neemt. Er is altijd een vorm van controle nodig, ook vandaag.

In de gemeente van God wordt nog steeds geld ingezameld, meestal op de eerste dag van de week, de zondag (1Ko 16:2). Door de gemeente zijn broeders aangewezen die zorg dragen voor het ingezamelde geld. Zij worden wel ‘diakenen’ genoemd. Dit moet altijd meer dan één broeder zijn. Wanneer alle geld in handen van één broeder is, is het gevaar van misbruik veel groter dan wanneer twee of drie broeders zich ermee bezighouden.

Er hoeft helemaal geen opzet in het spel te zijn. Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat de beherende broeder even geld nodig heeft voor een privéaankoop. Hij heeft het geld niet in huis en op dit moment ook niet op de bank. Wat hij wel in huis heeft, is de opbrengst van de collecte van afgelopen zondag. Hij leent het even, natuurlijk met de bedoeling het weer aan te zuiveren. Door onvoorziene omstandigheden wordt dat uitgesteld. Intussen doen zich financiële problemen voor. Je begrijpt wel hoe zoiets kan ontaarden in misbruik van de positie waarin een alleen beherende broeder verkeert. Daarom zal iedere broeder die voor dit werk is gevraagd, het op prijs stellen dat samen met anderen te doen en door weer anderen gecontroleerd te worden.

2Ko 8:16-17. Wat zijn het voor broeders die zo’n dienst kunnen doen? Er worden in dit gedeelte drie broeders aan je voorgesteld. De eerste is Titus. Van hem kun je het volgende leren. Titus voelt zich met de gelovigen in Korinthe verbonden. In 2Ko 8:6 heb je gelezen dat Paulus hem heeft aangespoord naar Korinthe te gaan. Hier lees je dat God het hem in zijn hart gegeven heeft, zodat de aansporing van Paulus daarop aansloot.

Paulus legt hiermee de nadruk op het feit dat Titus niet een soort boodschappenjongen van hem was, alsof hij Titus had beïnvloed om te gaan, maar dat Titus uit eigen beweging is gegaan. Ze kunnen Paulus er niet van beschuldigen dat hij door middel van Titus op een slinkse manier op eigen voordeel uit is.

2Ko 8:18-19. Dan wordt er nog een broeder genoemd. Paulus noemt niet zijn naam, maar wel zijn kwaliteiten. Hieruit kun je leren dat een broeder die verantwoordelijkheid draagt voor het geld van de gelovigen, iemand moet zijn met een goede reputatie. In Handelingen 6 en in 1 Timotheüs 3 wordt ook over de kwaliteiten gesproken die zulke broeders moeten hebben (Hd 6:3; 1Tm 3:8-13).

Deze broeder (2Ko 8:18) is iemand van wie Paulus een goed getuigenis geeft. Het is iemand die zijn sporen in het evangelie heeft verdiend. Overal weten ze ervan dat zijn hart uitgaat naar verloren mensen en dat hij hen opzoekt in hun ellende om hen met de genade van God bekend te maken. Zo iemand kan door de gemeenten worden gekozen om een ander soort genade in een ander soort ellende te brengen. Geven wordt in 2Ko 8:19 opnieuw ‘genade’ genoemd. Het is bedoeld voor de materiële ellende waarin de gelovigen in Jeruzalem verkeren. Deze broeder zal ook meereizen.

2Ko 8:20. Daardoor wordt eens te meer duidelijk dat het Paulus in deze dienst alleen gaat om de heerlijkheid van de Heer. Daar is Paulus altijd op uit, in welke dienst hij ook bezig is. Dat is iets wat jou ook altijd voor ogen mag staan in alles wat je doet. Ook wordt door het meenemen van deze broeder duidelijk dat Paulus alles doet om te voorkomen dat hij verdacht gemaakt kan worden als hij met zoveel geld op pad gaat.

2Ko 8:21. Hij is er niet alleen op uit om eerlijk te zijn tegenover de Heer, maar ook tegenover de mensen. Hij weet wel dat de Heer hem door en door kent en dat hij niets voor Hem kan verbergen. Zo leeft hij ook.

Eerlijk zijn voor de Heer helpt je in het doen van goede keuzes. Maar er is meer: je hebt ook te maken met mensen om je heen. Paulus is niet zo hoogmoedig, dat hij zegt: ‘Ik heb alleen met de Heer te maken, de Heer weet wel hoe ik ben en verder heb ik met niemand iets te maken.’ Nee, hij houdt bewust rekening met wat mensen van hem zouden kunnen denken. Hij doet er alles aan om naar alle mensen toe eerlijk over te komen en het ook te zijn. Je zult natuurlijk altijd mensen hebben die kwaad blijven denken en spreken, maar dat mag jou er niet van weerhouden om te doen wat je kunt om hun elk wapen uit handen te nemen waardoor zij jou van oneerlijkheid zouden kunnen beschuldigen.

2Ko 8:22. In dit vers wordt een derde broeder genoemd die meegaat om het geld op te halen. Dat is een broeder die “in vele dingen dikwijls beproefd” is geworden door de apostel. Hij is bereidwillig gebleken in allerlei opdrachten die hij heeft gekregen. Het is geen nieuweling, geen onervaren iemand die deze belangrijke opdracht krijgt. Ook vandaag is het goed als iemand, voordat hij verantwoordelijkheid in de financiële zaken van de gelovigen krijgt, bewezen heeft dat hij zo’n taak aan kan. Deze derde door Paulus genoemde broeder heeft nog meer zin gekregen in deze taak omdat hij er vertrouwen in heeft dat de Korinthiërs hem goed zullen ontvangen. Een opdracht kan veel gemakkelijker worden, als er positief op gereageerd wordt.

2Ko 8:23. Hier noemt Paulus nog een keer de drie broeders die hij in de vorige verzen heeft voorgesteld en voegt er nog iets aan toe. Met Titus heeft hij een gemeenschappelijk aandeel in het werk onder de Korinthiërs. De twee andere broeders – zij worden eerder genoemd in de 2Ko 8:18; 22 – komen namens de gemeenten en krijgen de bijzondere titel “Christus’ heerlijkheid”. Deze twee broeders stralen, in deze zo echt materiële dienst, de heerlijkheid van Christus uit. Dat geeft toch wel een grootse indruk van de waardering die deze dienst in de ogen van God heeft. Kan het dan voor de Korinthiërs nog moeilijk zijn deze drie broeders op een waardige wijze te ontvangen? Aan zulke mensen vertrouw je graag het opgespaarde geld toe.

2Ko 8:24. Paulus maakt de andere gemeenten tot toeschouwers van het gedrag van de Korinthiërs. Die andere gemeenten hebben al veel gegeven. De Korinthiërs kunnen daarbij toch niet achterblijven? Door hun bijdrage zullen ze het bewijs van hun liefde geven. Die liefde wordt tastbaar. Tevens zullen ze door het welwillend ontvangen van deze broeders Paulus niet in zijn hemd laten staan. Hij heeft immers tegenover andere gemeenten over hen geroemd? Stel je voor dat daarvan nu niets waar blijkt te zijn. Paulus rekent erop dat zij zullen reageren zoals hij verwacht. Geldt dit ook voor jou?

Lees nog eens 2 Korinthiërs 8:16-24.

Verwerking: Welke kwaliteiten moet een broeder bezitten om een taak als diaken te kunnen uitoefenen?

Copyright information for DutKingComments