2 Kings 1:16

Ahazia wil Elia gevangennemen

Ahazia hoeft niet meer naar de god van Ekron te gaan. Hij weet nu waar hij met zijn ziekte aan toe is. Zijn ziekbed zal zijn sterfbed worden. In plaats van dit te aanvaarden en zich voor God te buigen wil Ahazia Elia doden. Hij meent in afgodisch bijgeloof dat hij de vervloeking– want zo ziet hij de mededeling van Elia – zou verbreken als hij Elia uitschakelt. Hij kijkt alleen naar het instrument en niet naar God. Hij stuurt een hoofdman over vijftig met zijn vijftigtal naar Elia toe om hem bij hem te brengen.

De hoofdman treft Elia aan, die eenzaam op de top van een berg zit. Elia zit daar in alle rust. Hij bevindt zich op een bergtop, een juiste plaats voor een man Gods. Het spreekt symbolisch van zijn afzondering van een goddeloze omgeving en van dicht bij God zijn. De hoofdman spreekt hem aan als “man Gods”. Daarmee erkent hij wie Elia is. Hij buigt echter niet voor hem, maar beveelt hem in opdracht van de koning met hem mee te gaan om hem uit te schakelen.

Hij had zich, net als de derde hoofdman, kunnen buigen en Elia kunnen benaderen met de eerbied die hem tegenover Elia als man Gods paste. Daarvan is bij hem echter geen sprake. De hoofdman is een schuldig man en dat zijn ook zijn mannen. Ze hadden allen kunnen luisteren naar de boodschap van de man Gods en Ahazia moeten weerstaan in zijn goddeloze opdracht.

Het antwoord van Elia op het bevel van de hoofdman bestaat uit vuur dat hij uit de hemel laat neerkomen. De twee keer dat Elia vuur uit de hemel laat neerkomen, zijn de laatste handelingen van zijn dienst onder het volk. Het is kenmerkend voor zijn hele dienst, die een dienst van oordeel is. In zekere zin is zijn dienst op de Karmel zonder resultaat gebleven, want de nationale opwekking die op de Karmel leek te komen, is uitgebleven. Toen is er ook vuur van de hemel gekomen. Dat vuur is echter op het onschuldige offer neergekomen. Nu komt het vuur op mensen van Gods volk, maar een volk dat zich in zijn leider volkomen aan de Baäl heeft uitgeleverd.

Twee van de discipelen van de Heer Jezus willen ook een keer vuur van de hemel laten neerkomen. Ze vragen de Heer daarvoor om toestemming (Lk 9:54). Het is echter geen goede vraag. De Heer Jezus verbiedt het hun, want Zijn dienst is niet een dienst van oordeel, maar van genade (Lk 9:55-56). Het is, tijdens Zijn leven op aarde, nog niet de dag van de wraak, het is nog niet de tijd voor de uitoefening van oordeel. Die tijd zal wel komen. In de toekomst treden er mannen op die vuur uit hun mond laten komen om hun vijanden te verteren (Op 11:5).

Het deert Ahazia blijkbaar niet dat er eenenvijftig mensen van zijn leger door Gods vuur zijn gedood. Hij blijft onbekeerlijk. Nog eens stuurt hij een hoofdman met zijn vijftigtal. Deze man handelt in de geest van zijn voorganger en zijn koning. Ook hij noemt Elia wel “man Gods”, maar ook bij hem ontbreekt de daarbij behorende verschuldigde eerbied. Hij beveelt Elia nog sterker dan zijn voorganger om met hem mee te komen. In de woorden “kom snel naar beneden” klinkt door dat hij Elia als een lastig, tegenstribbelend kind ziet. Dat ‘kind’ heeft al een keer ‘nee’ gezegd, maar hij moet het niet wagen dat nog een keer bij hem te doen.

De man heeft zich niet laten waarschuwen door het oordeel over zijn voorganger. Hetzelfde oordeel treft hem. Zoals de hoofdman sterker heeft bevolen, is ook de beschrijving van het oordeel sterker. Er is nu niet alleen sprake van “vuur uit de hemel” (2Kn 1:10), maar van “het vuur van God uit de hemel” (2Kn 1:12).

Ook na de dood van de tweede hoofdman met zijn vijftigtal blijft Ahazia onbekeerlijk. Hij stuurt een derde hoofdman met zijn vijftigtal. Deze man toont een andere gezindheid. We zien dat hij zich op zijn knieën voor Elia buigt uit gepast respect voor de man Gods. Hij erkent de rechtvaardigheid van het oordeel over zijn beide voorgangers. Hij beseft dat alleen genade hem en zijn vijftigtal kan redden en doet daar een beroep op. Elia krijgt een woord van de HEERE om met deze hoofdman mee te gaan en niet het vuur op hem en zijn vijftigtal te laten neerkomen.

Als Elia bij Ahazia komt, heeft hij namens de HEERE niets anders tegen hem te zeggen dan wat Ahazia al wist door wat Elia tegen de boden heeft gezegd. God verandert Zijn gedachten over een mens niet als die mens niet van gedachten over Hem verandert.

Copyright information for DutKingComments