2 Kings 1:3-4

Het woord van de HEERE voor Ahazia

De HEERE zendt zowel in Zijn verontwaardiging als in Zijn trouw Elia op de boodschappers af met een woord voor Ahazia. Zo krijgt Ahazia eerder antwoord dan hij verwacht. Elia moet Ahazia vertellen hoe de HEERE zijn toekomst ziet. De boden moeten de boodschap overbrengen. Die boodschap is de indringende vraag: “Is het omdat er geen God in Israël is …?” Die vraag moet Ahazia tot inkeer brengen.

De Heer wil ook ons door allerlei gebeurtenissen die ons overkomen er steeds op wijzen dat Hij er is. Hij wil ons daardoor laten weten dat wij met alles naar Hem toe mogen gaan. Dat houdt tegelijk in dat wij onze verwachtingen niet moeten stellen op mensen of methoden om te weten hoe iets zal verlopen.

Jesaja heeft ook eens tot het volk gesproken op een manier die vergelijkbaar is met wat we hier van Elia horen (Js 8:19-22). In de dagen van Jesaja neemt het volk zijn toevlucht tot spiritistische mediums, in plaats van de tekenen en boodschappen te accepteren die God geeft. Wie niet in het Woord van God gelooft, zoekt bij andere bronnen raad en hulp.

De HEERE verwijt het volk die handelwijze door twee vragen te stellen. Het antwoord op die vragen ligt in de vraag opgesloten: “Moet een volk zijn God niet raadplegen? [Moet men] voor de levenden de doden [raadplegen]?” (Js 8:19). Het zijn vragen die overeenkomen met de vraag die Ahazia wordt gesteld. In plaats van de levende God te raadplegen worden de dode afgoden geraadpleegd, maar achter die dode afgoden zitten boze geesten (1Ko 10:19-20).

Copyright information for DutKingComments