2 Kings 15:8-31

Zacharia koning over Israël

Na de dood van Jerobeam II wordt zijn zoon Zacharia koning over Israël. Hij is de laatste koning van het huis van Jehu. Dan is het met het huis van Jehu afgelopen. De laatste koning regeert slechts zes maanden. Toch is het lang genoeg om zich te openbaren als een koning die niet is afgeweken van de zonden van de eerste koning van Israël.

Zijn regering duurt maar zo kort omdat hij al na zes maanden wordt vermoord. Hierna volgen de koningen elkaar weer regelmatig op omdat de regerende koning door zijn opvolger wordt vermoord. De profeet Hosea spreekt erover. Hosea begint met profeteren in de dagen van Jerobeam II (Hs 1:1). In het eerste hoofdstuk van zijn profetie spreekt de HEERE over het vergelden van de bloedschulden van Jehu (Hs 1:4). Die tijd is aangebroken.

Dat de koningen elkaar opvolgen door het vermoorden van de heersende koning, zegt Hosea scherp: “Bloedbad volgt op bloedbad” (Hs 4:2). Dit lijkt erop te wijzen dat hij vanaf Hosea 4 de situatie beschrijft zoals die met Sallum begint. De uitspraak “zíj hebben koningen aangesteld, maar buiten Mij om; zij hebben vorsten aangesteld, maar zonder Mij erin te kennen” (Hs 8:4a) lijkt dat te bevestigen. Ze hebben koningen aangesteld, maar niet vanuit de HEERE.

Dat Sallum door de moord op Zacharia het woord van de HEERE vervult (2Kn 10:30; Am 7:9), doet niets af van zijn eigen verantwoordelijkheid. Hier zien we weer de twee zijden: de zijde van de verantwoordelijkheid van de mens en de zijde van de raad van God. Sallum zou met een vroom beroep op wat God had gezegd, hebben kunnen zeggen dat hij de wil van God had gedaan. Maar zo is het niet. Hij heeft eigenwillig gehandeld en moet de straf voor zijn zonde dragen.

Tegelijk heeft God door dit handelen Zijn raad vervuld. Het laatste zinsdeel van 2Kn 15:12 benadrukt dat: “En zo is het gebeurd.” Het is precies gebeurd zoals de HEERE heeft gezegd en niet anders. In het Hebreeuws zijn het dezelfde woorden als die in Genesis 1 voorkomen, steeds nadat God heeft gesproken, en daar vertaald zijn met “en het was zo” (Gn 1:7; 9; 11; 15; 24; 31).

Sallum koning over Israël

Sallum is niet lang aan de macht geweest, slechts één maand. Het wordt benadrukt dat het “een volle maand” is. Zijn regeringsperiode is zó kort, dat hij geen leiding aan het volk heeft kunnen geven. Als enige koning van de vijf die hier genoemd worden, staat bij zijn naam niet het refrein dat hij niet afweek van de zonden van Jerobeam. Als hij een volle maand heeft geregeerd, wordt hij door Menahem vermoord, waarna Menahem zelf plaatsneemt op de troon.

Wat een antigetuigenis geeft het volk hier van de HEERE. Als volk zouden ze hebben moeten getuigen van de grote goedheid van de HEERE. In plaats daarvan slachten ze elkaar af. Het is een waarschuwing voor ons dat we ervoor moeten oppassen niet in onmin te gaan leven met andere leden van Gods volk, waar ze zich ook bevinden.

Van Menahem wordt nog een bijzondere gruweldaad vermeld. Omdat men de poort niet voor hem heeft opengedaan, is hij zwaar beledigd in zijn trots. Hij is immers de koning! Hoe wagen ze het dan hem buiten te sluiten in plaats van hem te ontvangen als koning met alle eer die een koning waard is. Deze belediging zet hij hun betaald met een buitengewone wreedheid. Hij snijdt bij al de zwangere vrouwen de buik open. Bij Menahem ontbreekt elke eerbied voor het leven. Deze gruweldaad wordt hier begaan door iemand die tot Gods volk behoort (2Kn 8:12; Hs 14:1; Am 1:13).

De barbaarse wreedheid die hij begaat en het ontbreken van eerbied voor het leven die hij aan de dag legt, worden vandaag in gecultiveerde vorm gevonden in de abortusklinieken.

Menahem koning over Israël

Menahem, door moord aan de macht gekomen, is voor een periode van tien jaar koning van Israël. Tijdens zijn regering trekt “Pul, de koning van Assyrië” tegen hem op. Hier horen we voor de eerste keer in de Bijbel van de koning van Assyrië. Menahem voorkomt een confrontatie door een grote som geld te betalen. Dat geld haalt hij weg bij een aantal vermogende mensen. Het is niet ondenkbaar dat deze mensen zo vermogend zijn geworden in de tijd van economische voorspoed onder Jerobeam II. Hier worden ze echter verplicht een aanzienlijk deel van hun vermogen aan Menahem af te staan. We zien hier hoe betrekkelijk rijkdom is.

Maar Menahem koopt met dit geld niet alleen een aanval door Pul af. Hij heeft zoveel geld gegeven, dat hij er een extra voordeel bij kan bedingen. Dat extra voordeel is, dat Pul nu op zijn hand is. De koning van Assyrië is tot een bondgenoot gekocht, iemand die hem zal steunen als er vijanden komen. Hij zoekt steun bij iemand die eerst zijn ondergang heeft gezocht en dat in wezen nog steeds doet. Hoe kan iemand zo blind zijn voor de ware aard van een gezworen vijand? Dat kan alleen als er geen vertrouwen op de HEERE is.

Opmerkelijk genoeg sterft Menahem een natuurlijke dood. Hij wordt niet vermoord door de volgende die koning wil zijn, maar wordt opgevolgd door zijn zoon Pekahia. Pekahia wordt wel weer vermoord.

Pekahia koning over Israël

Pekahia regeert twee jaar. Die betrekkelijk korte periode is lang genoeg om over het totaal van zijn regering het refrein te laten klinken dat hij niet afweek van de zonden van Jerobeam. Hij wordt opgevolgd door de man die door hem te vermoorden een einde maakt aan zijn regering. Die man is zijn officier Pekah.

Pekah wordt bij zijn de moord op Pekahia onder andere geholpen door de Gileadieten, mensen die in het Overjordaanse wonen. Dit kan een aanwijzing zijn dat bij deze koningsmoord – zoals misschien ook wel bij andere koningsmoorden – politieke belangen een rol spelen. We zien die politieke belangen ook in het steun zoeken bij buurvolken, nu eens bij Assyrië en dan weer bij Egypte.

In elk geval is partijvorming ook binnen het tegenwoordige volk van God, de gemeente, helaas geen vreemd verschijnsel (1Ko 1:11-12). Partijvorming brengt altijd verdeeldheid en onvrede. “Partijzucht” is een werk van het vlees (Gl 5:19-22).

Pekah koning over Israël

Pekah is voor langere periode aan de macht. Hij regeert twintig jaar over Israël en doet daarbij, net als alle andere koningen van Israël, wat slecht is in de ogen van de HEERE. In zijn dagen trekt Tiglath-Pileser, de koning van Assyrië, tegen Israël op en verovert een aantal steden en gebieden. De inwoners ervan voert hij weg naar Assyrië. Zo breekt hij hun macht. Hij voert “Gilead” weg, dat is een deel van het Overjordaanse, het gebied van de tweeënhalve stam, en hij voert “Galilea en het hele land van Naftali” weg, dat is het hele noorden van Israël; er blijft niets van over.

Pekah verliest behalve veel gebied en onderdanen ook zijn leven. Hij wordt vermoord door Hosea, die koning wordt in zijn plaats. Hosea is een pro-Assyrische koning. Er is voor hem als koning trouwens niet veel overgebleven om over te regeren. Pas in 2 Koningen 17 horen we meer over koning Hosea.

Copyright information for DutKingComments