2 Kings 17:10

Aanleiding tot de wegvoering

God heeft Assyrië als tuchtroede voor Zijn volk gebruikt. De directe aanleiding voor de wegvoering door de koning van Assyrië is de opstand van koning Hosea. Maar de geestelijke achtergronden zijn natuurlijk veel belangrijker en ingrijpender. De geestelijke achtergronden die de dieperliggende aanleiding voor de wegvoering zijn, die de rechtvaardiging ervoor zijn, worden uitvoerig beschreven.

De hele beschrijving maakt duidelijk dat God enerzijds zeer geduldig is geweest en anderzijds ten slotte genoodzaakt wordt dit oordeel over Zijn volk te brengen. De geschiedschrijver laat de hele geschiedenis van Gods volk de revue passeren, niet alleen van de tien stammen, maar van alle twaalf stammen.

Er wordt een overvloed aan redenen voor de wegvoering gegeven, redenen die allemaal nauw met elkaar samenhangen, waarom God dit met Zijn volk heeft gedaan. Het gebeurde omdat zij hadden gezondigd en dat niet alleen maar tijdens de regering van en door koning Hosea. De Geest van God gaat terug helemaal naar het begin van hun geschiedenis als volk van God. Vanaf toen tot nu toe heeft de zonde van Israël zich opgehoopt. Het vindt allemaal zijn oorsprong in het vereren van “andere goden” (2Kn 17:7).

Het vereren van andere goden heeft gevoerd tot het wandelen “overeenkomstig de verordeningen van de heidenvolken” (2Kn 17:8). Dit wordt als eerste zonde genoemd. We zien hierin een beeld van de ontwikkeling van de christenheid. Dat heeft geleid tot het bedenken van dingen “die niet juist zijn tegenover de HEERE, hun God” (2Kn 17:9). Ze hebben eigen plaatsen gemaakt om God te offeren.

Op die zelfbedachte en zelfgemaakte plaatsen hebben ze aan de afgoden geofferd (2Kn 17:11). Dat kennen we ook in de christenheid, waar alles wat ons van de ware God wegvoert, als afgodendienst moet worden bestempeld. Daarvoor worden we indringend gewaarschuwd (1Jh 5:21).

De volgende stap is dat het volk zich aan die goden heeft overgegeven, hen is gaan dienen en dat tegen het uitdrukkelijke verbod van de HEERE in (2Kn 17:12; Ex 20:3-5). De HEERE heeft een uitdrukkelijk verbod gegeven, maar Hij heeft Zich daarna ook niet onbetuigd gelaten over Zijn wil. Hij heeft “Israël en Juda door de dienst van alle profeten, van alle zieners, gewaarschuwd” zich te bekeren en terug te keren van hun slechte wegen en Zijn verordeningen weer in acht te nemen. In plaats van te luisteren heeft het volk het getuigenis van God verworpen. Ze hebben Gods verordeningen veracht, terwijl ze de verordeningen van de heidenvolken hebben gehouden. Zowel Zijn dienaren als Zijn inzettingen zijn veracht (2Kn 17:13-15).

Als vervanging van de dienst in Jeruzalem hebben ze twee gouden kalveren gemaakt. Daarvoor hebben ze zich neergebogen. Ze hebben zelfs hun zonen en dochters door het vuur laten gaan. Zo hebben ze zich verkocht aan de duivel. Het doel van dit alles is geweest om de HEERE te sarren en te beledigen en Hem tot toorn te verwekken (2Kn 17:16-17).

Het resultaat is dat de HEERE “zeer toornig op Israël” is geworden en hen heeft weggedaan van voor Zijn aangezicht. Er bleef geen stam over, behalve Juda. Van de andere stammen zijn slechts enkele mensen in het land achtergebleven. (2Kn 17:18).

Dat Juda als enige stam nog is overgebleven, is voor Juda geen zaak om zich over op de borst te slaan. In deze hele opsomming van de zonden van Israël wordt in een enkel vers (2Kn 17:19) ook iets over Juda gezegd. Juda zal het niet beter doen. Dit is om te voorkomen dat Juda zich beroemt dat zij toch niet zo slecht zijn als de tien stammen. Een dergelijke houding zou heel ongepast en heel onterecht zijn, want zij volgen Israël, zij het op afstand, in het kwaad. Ze zullen Israël zelfs inhalen als het gaat om het bedrijven van ongerechtigheid. Het resultaat is dat het hele Israël, de twaalf stammen, door de HEERE van voor Zijn aangezicht wordt weggedaan (2Kn 17:20).

Het oordeel over Zijn volk is in feite al begonnen met de scheuring van het rijk (2Kn 17:21). Jerobeam, de eerste koning van de tien stammen, is hen voorgegaan op de weg van achter de HEERE vandaan. Het is een weg die Gods Geest hier kwalificeert als een weg waarop “grote zonde” is bedreven. De zonde van Jerobeam is algemeen en ook volhardend bedreven. Daarvan zijn ze niet afgeweken (2Kn 17:22).

Het is tragisch dat van het volk van God moet worden gezegd dat ze niet afweken van alle zonden van Jerobeam. Dat betekent dat ze daarin hebben volhard. Wat een contrast met hun houding ten opzichte van de HEERE. Het had zo moeten zijn, dat ze niet zouden zijn afgeweken van de HEERE door volhardend achter Hem aan te gaan.

In 2Kn 17:23 volgt de conclusie van alle opgesomde zonden van het volk. God houdt Zich aan wat Hij heeft gezegd, ook als dat een woord van oordeel over ontrouw is. Al Zijn dienaren, de profeten, hebben het oordeel aangekondigd. Nu moet het komen. “Zo werd Israël in ballingschap uit zijn land weggevoerd naar Assyrië, tot op deze dag.”

De stamverbanden mogen dan verdwenen zijn, voor de enkeling is er altijd een weg van trouw en geloof die kan worden gegaan met en voor God. Dat is in alle tijden zo. God zorgt altijd voor een overblijfsel dat de weg van het geloof gaat. Zo zien we dat er in de tijd van Jerobeam getrouwen naar Jeruzalem gaan (2Kr 11:16). Zij willen God alleen dienen in verbinding met het ware altaar. Ze hebben zich letterlijk afgezonderd van de tien stammen.

Later laat Hizkia een uitnodiging uitgaan naar alle gebieden van de tien stammen om hen die van Gods volk daar wonen vandaar te roepen om naar Jeruzalem te komen. Hoewel de massa afwijzend reageert, geven toch enigen uit de tien stammen gehoor aan de oproep en komen naar Jeruzalem (2Kr 30:11; 18; 25). Ook voor Gods volk in onze tijd geldt dat nooit de hoop mag worden opgegeven dat God de waarheid van de gemeente als het ene lichaam van Christus in stand houdt. Als er maar geloof is om die zegen aan te nemen.

Er zijn ook opwekkingen in Samaria (2Kr 31:1; 2Kr 34:6; 9; 21). We hoeven uit dit hoofdstuk niet de indruk te krijgen dat het helemaal voorbij is met Samaria en de tien stammen. God kent ook in de tien stammen hen die de Zijnen zijn. De hoofdlijn in dit hoofdstuk is echter treurig.

Copyright information for DutKingComments