2 Kings 18:8

Inleiding

Hier begint het laatste deel van 2 Koningen. Het gaat daarin over de geschiedenis van Juda, het tweestammenrijk. Die geschiedenis wordt vooral bepaald door de koningen Hizkia en Josia. De HEERE heeft door ieder van hen voor een periode van opwekking gezorgd.

De geschiedenis van Hizkia vinden we drie keer in de Schrift: in 2 Koningen 18-20, Jesaja 36-39 en 2 Kronieken 29-32. Dat zijn geschiedenis drie keer wordt verteld, betekent niet dat we drie keer hetzelfde verhaal lezen. Het is geen loutere herhaling. De geschiedenis in Jesaja komt voor een groot deel overeen met wat we hier vinden, maar in 2 Kronieken is het veelal anders. In 2 Kronieken wordt de priesterlijke zijde beschreven, terwijl we hier de historische gebeurtenissen hebben. In Jesaja wordt de geschiedenis vanuit profetisch perspectief beschreven.

In 2 Kronieken gaat het vooral over het herstel van de tempel en het vieren van het Pascha. Beide gebeurtenissen vinden plaats in de begintijd van de regering van Hizkia. In 2 Koningen en Jesaja gaat het meer over gebeurtenissen die in de tweede helft van zijn regering plaatsvinden.

In Jesaja krijgt deze geschiedenis zijn profetische betekenis. Jesaja 36-39 vormen de afsluiting van het eerste deel van het boek, met daarin Assyrië als de grote vijand. Dit is ook wat in de eindtijd zal gebeuren. De verdelging van de koning van Assyrië, de koning van het noorden, zal gebeuren door de HEERE Zelf, dat is de Heer Jezus. Daardoor zal Hij Zijn volk bevrijden, waarna het volk in het vrederijk onder de heerschappij van de Messias, de Heer Jezus, zal zijn. De directe les is dat er vertrouwen mag zijn op de Heer Jezus in de moeilijkste omstandigheden.

Hizkia wordt koning van Juda

De tien stammen worden slechts enkele jaren na het aantreden van Hizkia als koning weggevoerd uit het land Israël. Wat dan nog rest, is de geschiedenis van de twee stammen. Zoals al is opgemerkt, hebben de twee stammen zich niet laten waarschuwen door wat er met de tien stammen is gebeurd. Toch zal het nog enige tijd duren voordat ook voor de twee stammen het doek valt en zij worden weggevoerd in ballingschap. De twee stammen blijven nog geruime tijd het voorwerp van Gods genade. In de resterende tijd die de twee stammen in het land wonen, krijgen we enkele bijzondere bewijzen van die genade te zien.

Het eerste bewijs is dat God aan een goddeloze koning, Achaz, een Godvrezende zoon, Hizkia, schenkt. Daarin zien we de zorg van God voor een overblijfsel. De naam van de moeder van Hizkia wordt genoemd. Zij heet Abi, dat betekent ‘mijn vader’. Zij heeft in de HEERE een Vader gekend Die haar heeft geholpen haar zoon Hizkia op te voeden in de vrees van de HEERE, een vrees die bij Achaz volledig heeft ontbroken.

Hizkia is een koning op wie de HEERE met vreugde neerziet en die Hem herinnert aan David, de man naar Zijn hart. De eerste regeringsdaden die van Hizkia worden genoteerd, zijn dingen die met afgoderij te maken hebben. Hij neemt weg en verwoest wat het hart van het volk in beslag heeft genomen en waardoor de HEERE is vergeten en veracht. Daartoe behoort ook de koperen slang. De koperen slang is door de genade van God eens zegenrijk geweest. Het is een door God gegeven middel geweest waaraan voor ieder lid van het volk dat door een giftige slang was gebeten, genezing verbonden was als daarnaar werd gekeken (Nm 21:9).

Dat wil niet zeggen dat de koperen slang genezing gaf. Iemand werd alleen genezen als hij in gehoorzaamheid aan wat God had gezegd naar de slang keek. Iemand keek alleen als hij geloofde in wat God had gezegd. De koperen slang is echter een voorwerp van aanbidding geworden in plaats van God. Alsof de koperen slang, dat stuk metaal, de redding had gegeven.

Zo kan het ook met het dragen van een kruisje zijn. Het kruis brengt redding voor ieder die gelooft dat Christus daar voor hem is gestorven (Jh 3:14-16). Maar wie een houten kruisje draagt en daaraan eer bewijst, laat zien dat voor hem dat kruisje een mascotte is. Dat moet verwoest worden. Dit is ook wat Hizkia doet met de Nehustan. Hij verbrijzelt dit afgodsbeeld.

De kracht van de daden van Hizkia zit in zijn geloofsvertrouwen. De 2Kn 18:5-6 geven daarvan een indrukwekkend getuigenis. Daar lezen we dat “hij vertrouwde op de HEERE” op een manier die uniek is “onder alle koningen van Juda”. Hij “hield zich vast aan de HEERE”, weer zo’n prachtige uitdrukking. “Hij week er niet van af Hem na te volgen, en hij nam Zijn geboden in acht, die de HEERE Mozes geboden had.”

Zijn hele optreden geeft getuigenis van zijn trouw aan de HEERE, waarbij hij zich onderwerpt aan wat de HEERE heeft gezegd tegen Mozes. Het woord dat de HEERE vele eeuwen tevoren gesproken heeft, is voor Hizkia de absolute maatstaf voor zijn levenswandel. Voor ons geldt hetzelfde. Wij, die ook in een eindtijd leven, worden herinnerd “aan de woorden die tevoren door de heilige profeten gesproken zijn en aan het gebod van de Heer en Heiland, door uw apostelen [verkondigd]” (2Pt 3:2; Jd 1:17).

Het hoeft geen verbazing te wekken dat we vervolgens van Hizkia lezen dat “de HEERE … met hem” is en dat hij “verstandig” handelt “overal waarheen hij uittrok”. Omdat hij op God vertrouwt, maakt hij een einde aan de verbinding met de koning van Assyrië. Elke menselijke steun is een loochening van vertrouwen op de HEERE. Het gevolg van het verbreken van zijn contacten met de koning van Assyrië is dat hij de Filistijnen verslaat. De Filistijnen zijn bondgenoten van Assyrië en betekenen een grote bedreiging voor Israël vanwege hun claim op het land.

Copyright information for DutKingComments