2 Kings 2:11-14

Elia vaart op naar de hemel

Uit de mededeling dat zij “al sprekend verdergingen”, blijkt dat zij elkaars gedachten hebben leren kennen en vertrouwelijk met elkaar zijn omgegaan. Er zal in de loop der jaren een nauwe band zijn ontstaan tussen de beide mannen. Een “slaaf weet niet wat zijn heer doet” (Jh 15:15), maar Elisa is terdege op de hoogte van wat er met zijn ‘heer’ (2Kn 2:3; 5) zal gebeuren. Elisa staat ook niet op een afstand zoals de leerling-profeten (2Kn 2:7), van wie niet eens wordt vermeld of zij Elia die dag persoonlijk hebben gesproken (2Kn 2:3; 5). Hij noemt Elia dan ook met nadruk ‘mijn vader’ als hij het uitroept: “Mijn vader, mijn vader!” (2Kn 2:12).

We kunnen een praktische les trekken uit de wijze waarop Elia en Elisa met elkaar omgaan. Dit is een voorbeeld voor de manier waarop oudere en jongere gelovigen met elkaar zouden kunnen en moeten omgaan. Hoewel het geloofsvertrouwen van Elisa door zijn oudere metgezel wel op de proef wordt gesteld, zien wij hier toch ook een harmonisch samengaan van een oudere dienaar van de Heer met een jongere dienaar van de Heer. Elia is de geestelijke vader van Elisa (2Kn 2:12), zoals Paulus dat was van Timotheüs, die hij zijn “kind” noemt (1Tm 1:2; 2Tm 1:2). Zo worden jonge Godsmannen voorbereid op de taak die hun wacht.

De voorwaarde is dus dat Elisa ooggetuige is van de hemelvaart van Elia en dat dan zijn ogen door God Zelf zullen worden geopend voor het wonder dat zal plaatsvinden. En inderdaad wordt het Elisa vergund de wegneming van zijn meester te zien en zodoende een blik te slaan in de onzichtbare wereld (2Kn 2:11-12; vgl. 2Kn 6:17). Hij ziet hoe God een strijdwagen uit de hemel zendt, “een vurige wagen en vurige paarden”, om Elia – de trouwe en eenzame strijder voor Gods eer op aarde – op te nemen in Zijn heerlijkheid. Zo weten wij ook dat de Heer Jezus is opgenomen naar de hemel “terwijl zij toekeken” (Hd 1:9) en is gaan zitten “aan [de] rechterhand van God” (Mk 16:19).

Reactie van Elisa

Na zijn opneming is de dienst van Elia ten einde en begint de dienst van Elisa. Na zijn roeping is Elisa eerst een tijd in de schaduw gebleven, in de oefenschool van God. De taak van Elisa begint met de vraag om een dubbel deel, de vraag naar het eerstgeboorterecht. Dat heeft hij gekregen, want er is aan de voorwaarde voldaan dat hij Elia naar de hemel zou zien gaan. Er staat hier nadrukkelijk: “Elisa zag het.”

Elisa noemt Elia “mijn vader” en “wagen van Israël en zijn ruiters”. Daarmee zegt hij dat hij het geestelijk kind van Elia is en dat hij in Elia de hele kracht van de legermacht van Israël samengebald ziet. De geestelijke kracht van Gods volk berust in tijden van verval, in de laatste dagen, niet bij de massa, maar is aanwezig in de enkeling die een man Gods, man of vrouw, is. De Heer Jezus is in alles de ware Man Gods, het ware Israël. Hij is naar de hemel gegaan. Wie leggen nu in Zijn kracht het getuigenis voor God af te midden van een afvallige christenheid?

Elisa “zag hem niet meer”, zoals ook wij nu de Heer Jezus niet meer op aarde zien. De Heer Jezus is nu aan de rechterhand van de Majesteit in de hoge. Paulus kende Hem ook niet meer naar het vlees (2Ko 5:16). Evenals Elisa wandelt de (geestelijke) christen door de Geest van de verheerlijkte Heer (Gl 5:25). Elisa is een beeld van Christus Die in de Geest tot Zijn volk komt. De Heer Jezus heeft gezegd dat Hij na Zijn heengaan tot Zijn discipelen zou komen: “Ik zal u geen wezen laten blijven, Ik kom tot u” (Jh 14:18). Dat is gebeurd toen de Heilige Geest op aarde kwam (Jh 14:16-17).

Vervolgens scheurt Elisa zijn kleren in twee stukken. Hij is de man van de genade, maar dat kan hij alleen zijn omdat hij radicaal met het oude afrekent. Dat hebben we al gezien als hij na zijn roeping door Elia zijn runderen verlaat en een span runderen slacht en hun vlees kookt op het hout van het juk van de runderen (1Kn 19:20-21). Het scheuren van zijn kleding wil zeggen dat Elisa met het oude afrekent om het nieuwe te kunnen aandoen (2Ko 5:17).

De mantel van Elia

Elia kon zijn mantel niet meenemen naar de hemel. Zo kon de Heer Jezus het dienstwerk dat Hij op aarde had gedaan, niet voortzetten in de hemel. Hij heeft dat overgegeven in de handen van Zijn dienaren. Die dienst zou groter zijn, zoals ook de dienst van Elisa groter is dan die van Elia (vgl. Jh 14:12). Die dienst gebeurt wel in de kenmerken van hem die naar de hemel is gevaren. Dat geldt ook voor ons als dienaren die het werk van de Heer op aarde doen. Onze dienst behoort de kenmerken te dragen van Hem Die in de hemel is.

Elisa neemt de mantel op. Daarmee stapt hij daadwerkelijk in de plaats van Elia in de dienst van de HEERE. Hij neemt om zo te zeggen de uitdaging van zijn roeping aan om de dienst die daaraan verbonden is, te vervullen. Met de opgenomen mantel gaat hij bij de Jordaan staan. Hij heeft daar eerder met Elia gestaan. Nu staat hij er alleen. Elke dienaar kan door een andere dienaar worden gewezen op het uitgangspunt van de dienst: de dood en de opstanding van de Heer Jezus. Het moment komt dat hij daar alleen moet staan en zich moet realiseren dat zijn dienst slechts betekenis heeft als die is verbonden met waar de Jordaan van spreekt: een gestorven, opgewekte en in de hemel verheerlijkte Heer. Dat moet de dienaar zich steeds bewust blijven.

De mantel van Elia heeft in deze geschiedenis dezelfde functie als de staf van Mozes bij de doortocht door de Rode Zee (Ex 14:16) en de ark van het verbond bij de intocht in Kanaän (Jz 3:13). Zowel bij de staf en de ark als bij de mantel moet het water wijken voor de macht van de God van Israël, Die een pad baant voor hen die Hem toebehoren.

Elisa roept hier de Naam van de HEERE aan met de woorden “waar is de HEERE, de God van Elia, ja Hij?” Hij weet dat het wonder dat de wateren zich verdeelden toen hij erdoor ging samen met Elia (2Kn 2:8), niet plaatsvond door de kracht van Elia. Als hij wil dat de wateren zich opnieuw verdelen, is dat ook niet door zijn eigen kracht, maar opnieuw door de machtige werking van hun God. In Zijn kracht konden deze Godsmannen een weg gaan die een mens van nature onmogelijk kan gaan.

Elisa vergelijkt zich niet met Elia, maar roept de HEERE, de God van Elia aan. Die God is niet veranderd. Elisa doet een beroep op de God Die met Elia is geweest, opdat die God met hem zal zijn. God wil ook ons in de dienst die we voor Hem mogen doen met Zijn kracht ondersteunen. De God Die mannen Gods kracht heeft gegeven, wil ook ons kracht geven.

Copyright information for DutKingComments